herhalingsleerstof Flashcards

1
Q

zuivere stoffen kunnen we indelen in

A
  • enkelvoudige stoffen

- samengestelde stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeeld enkelvoudige stoffen

A

Fe, S8, H2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voorbeeld samengestelde stoffen

A

H2O, NaCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verschil enkelvoudige en samengestelde stoffen

A

enkelvoudige stof bevat 1 atoomsoort, samengestelde bevatten meerdere atoomsoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebruiken we om enkelvoudige stoffen te benoemen

A

Griekse voorvoegsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Griekse voorvoegsels: 1

A

(Mono)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Griekse voorvoegsels: 2

A

Di

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Griekse voorvoegsels: 3

A

Tri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Griekse voorvoegsels: 4

A

Tetra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Griekse voorvoegsels: 5

A

Penta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Griekse voorvoegsels: 6

A

Hexa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Griekse voorvoegsels: 7

A

Hepta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Griekse voorvoegsels: 8

A

Octa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Griekse voorvoegsels: 9

A

Nona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Griekse voorvoegsels: 10

A

Deca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

systematische naam: H2

A

Diwaterstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe benoem je een samengestelde stof?

A

(voorvoegsel) + naam metaal/H + voorvoegsel + verkorte vorm niet - metaal + ide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verkorte vorm niet metaal: zuurstof

A

Ox-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

verkorte vorm niet metaal: chloor

A

Chlor-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verkorte vorm niet metaal: broom

A

Brom-

21
Q

verkorte vorm niet metaal: jood

A

Jod-

22
Q

verkorte vorm niet metaal: fluor

A

Fluor-

23
Q

verkorte vorm niet metaal: zwavel

A

Sulf-

24
Q

verkorte vorm niet metaal: stikstof

A

Nitr-

25
Q

atoommodel Bohr

A
  • atoom bevat massieve kern met positief geladen protonen en neutrale neutronen
  • mantel bevat negatief geladen elektronen, die bewegen op vaste afstand tov kern, in max 7 schillen. Schikking van elektronen over schillen noemen we elektronenconfiguratie
  • atoom bevat gelijk aantal protonen en elektronen en is elektrisch neutraal
26
Q

groepen

A

verticale kolom

27
Q

wat geeft het groepsnummer weer?

A

aantal valentie-elektronen

28
Q

elementen die tot eenzelfde groep behoren hebben eenzelfde

A

elektronenconfiguratie en gelijkaardige chemische eigenschappen

29
Q

3 soorten chemische bindingen

A
  • ionbinding
  • atoombinding
  • metaalbinding
30
Q

hoeveel valentie-elektronen hebben edelgassen?

A

8 (uitzondering He met 2 ve)

31
Q

hoe noemen we de stabiele elektronenconfiguratie van edelgassen

A

edelgasconfiguratie

32
Q

ionbinding

A

ionen vormen door elektronen uit te wisselen

33
Q

atoombinding

A

elektronen delen met ander atoom

34
Q

metaalbinding

A

elektronen afgeven die vrij bewegen tussen ionen

35
Q

waar vinden we een ionbinding terug?

A

tussen een metaal en niet metaal

-> metaal geeft elektronen aan niet-metaal

36
Q

atomen met weinig (1,2,3) ve zullen

A

elektronen afgeven en vormen positieve ionen -> metalen

37
Q

atomen met veel (5,6,7) ve zullen

A

elektronen opnemen en vormen negatieve ionen -> niet-metalen

38
Q

naamgeving ionen

A

geen naamwijziging: metaal + ion

39
Q

naamgeving negatieve ionen

A

verkorte vorm niet-metaal + ide + ion

40
Q

waar vinden we een atoombinding terug?

A

tussen 2 niet-metalen

41
Q

waar vinden we metaalbinding terug?

A

tussen metaalatomen

42
Q

2H2O

A
2 = voorgetal
2 = index
43
Q

reactienotatie ionvorming: Ia

A

vb. Li –> Li+ + e-

44
Q

reactienotatie ionvorming: IIa

A

vb. Ca –> Ca2+ + 2e-

45
Q

reactienotatie ionvorming: IIIa

A

vb. Al –> Al3+ + 3e-

46
Q

reactienotatie ionvorming: IVa

A

vb. Si + 4e- –> Si4- in dit geval neemt Si dus elektronen op
of Si –> Si4- + 4e- in dit geval geeft Si dus elektronen af

47
Q

reactienotatie ionvorming: Va

A

vb. N + 3e- –> N3-

48
Q

reactienotatie ionvorming: VIa

A

vb. O + 2e- –> O2-

49
Q

reactienotatie ionvorming: VIIa

A

vb. F + 1e- –> F1-