herhalen taal Flashcards

1
Q
Wat zijn de werkwoorden in deze zinnen?
Veel kleuters hebben de griep.
De ouders bellen naar school.
In elke klas staat een pompje met handgel.
De leerlingen wassen hun handen altijd.
A

hebben,bellen,staat,wassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het ‘onderwerp’ en wat is het ‘gezegde’ van deze zin?

Artikels geven de gewenste informatie.

A

Artikels= onderwerp

geven de gewenste informatie= gezegde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het verkleinwoord van
hol
man

A

holletje

mannetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het ‘bijvoeglijk naamwoord’ in deze zinnen en wat het ‘zelfstandig naamwoord’?
Mijn arm vogeltje is gisteren weggevlogen.
Pas op voor die gevaarlijke slak!
Excuseer, ik heb een rare vraag voor u.

A

arm, gevaarlijke, rare = bijvoeglijke naamwoorden

vogeltje, slak, vraag = zelfstandige naamwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vul de trap aan:

moeilijke-moeilijker-….

A

moeilijkste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is juist:

roode vissen of rode vissen

A

rode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is juist:

beide vossen of bijde vossen

A

beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is juist:

De gans begind of de gans begint

A

begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is juist:

ze ziten of ze zitten

A

zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is juist:

juli spelen of jullie spelen

A

jullie is juist

juli= maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het onderwerp en wat de persoonsvorm?

De ganzen zitten knus met elkaar te praten.

A

onderwerp: de ganzen
persoonsvorm: zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het onderwerp en wat de persoonsvorm?

Hoog in de lucht vliegt een troep ganzen.

A

onderwerp: een troep ganzen
persoonsvorm: vliegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly