Heb je zin 2.2 Flashcards
1
Q
…is aan het opruimen
A
Is cleaning
2
Q
Klopen
A
Knock
3
Q
Wees niet bang!
A
Don’t be afraid!
4
Q
Wees blij!
A
Stay happy!
5
Q
Wees trots!
A
Be proud!
6
Q
Wees tevreden!
A
Be satisfied!
7
Q
Wees voorzichtig!
A
Be careful!
8
Q
Wees niet verdrietig!
A
Dont be sad!
9
Q
Wees niet ongerust!
A
Don’t be anxious!
10
Q
Kom op, positief zijn!
A
Come on, be positive!
11
Q
Geniet van je vrije dag!
A
Enjoy your free day!
12
Q
Schaam je niet!
A
Don’t be shamed!
13
Q
Ga studeren!
A
Go to learn!
14
Q
Word niet boos!
A
Dont be angry!
15
Q
Ga zitten.
Gaat u zitten.
Ga zitten, alsjeblieft.
A
Please, sit.