HC.6 - Metabool syndroom Flashcards
1
Q
Waar kan het probleem zitten bij insulineresistentie? (4)
A
- pre-receptor; insuline kan niet aan de receptor binden of wordt vervroegd weggevangen
- receptor; verlaagd receptor aantal of verlaagde affiniteit
- postreceptor; abnormale signaaltransductie of fosforylatie (meest voorkomend)
- glucose-transporter; verlaagd aantal GLUT-4 transporteren
2
Q
Wat zijn de belangrijkste factoren die invloed op insuline resistentie kunnen hebben?
A
- leeftijd
- obesitas
- viscerale vetmassa
3
Q
Wat kunnen we zeggen over het ontstaan van het metabool syndroom?
A
Het is al aanwezig/ontstaat al op het moment dat de diagnose T2DM nog niet is gesteld of als de bloedsuikerspiegel nog niet ‘hoog genoeg’ is voor de diagnose
4
Q
Wanneer voldoet iemand aan de huidige criteria voor het metabool syndroom?
A
Wanneer iemand drie of meer afwijkende bevindingen heeft op de onderstaande 5 metingen;
- verhoogde taille omtrek
- triglyceriden >1,7mmol/L
- HDL-cholesterol <1.0mmol/L
- Bloeddruk >130/85 mmHg
- Nuchter glucose >6.0mmol/L
5
Q
Wat zijn de behandelingsdoelen voor het metabool syndroom? (2)
A
- Behandelen van onderliggende oorzaken door intensieve gewicht management en verhogen van de fysieke activiteit
- Behandelen van cardiovasculaire risicofactoren