HC.6: Inleiding virologie en replicatiestrategie van virussen en antivirale therapie

Question 1

Hiërarchische classificatie virussen

Answer 1

RNA of DNA
Symmetrie van de eiwitmantel
Aan- of afwezigheid van een envelop
Kenmerken van het virus en de eiwitmantel

Question 2

Baltimore classificatie

Answer 2

Indeling op basis van het mechanisme van mRNA productie
- Klasse I: Dubbelstrengs DNA, cytoplasmatisch gerepliceerd
- Klasse II: Enkelstrengs DNA, waarvan na infectie de complementaire streng gesynthetiseerd wordt
- Klasse III: Dubbelstrengs RNA
- Klasse IV: Positief enkelstrengs RNA, direct infectieus
- Klasse V: Negatief enkelstrengs RNA, niet direct infectieus
- Klasse VI: Retrovirussen, die vanuit een positief enkelstrengig RNA na infectie door middel van reverse transcriptase dubbelstrengig DNA kunnen vormen
- Klasse VII: Dubbelstrengs DNA met een RNA-tussenvorm

Question 3

Levenscyclus HIV

Answer 3

1. Binding
   - CD4: receptor van HIV
   - CCR5 of CXCR4: co-receptor van HIV
2. Fusie
3. Reverse transcriptie
   - HIV reverse transcriptase: viraal enzym dat HIV RNA omzet naar HIV DNA
4. Integratie
   - HIV integrase: viraal enzym dat HIV DNA integreert in het humane DNA
   - HIV DNA wordt onderdeel van ons eigen genoom!
5. Replicatie
   - Transcriptie van HIV DNA met het enzym humaan DNA afhankelijk van RNA polymerase. HIV RNA wordt gebruikt als messenger RNA om virale eiwitten te synthetiseren. HIV RNA wordt gebruikt als genomisch RNA voor het viruspartikel
6. Assemblage
7. Budding
   - Budding: een nieuw HIV partikel wordt “geboren”
   - Het immature HIV partikel is nog niet infectious. HIV eiwitten zitten aan elkaar vast en worden van elkaar los geknipt met HIV protease (viraal enzym) → matuur HIV partikel → infectieus

Question 4

Nucleoside analogen

Answer 4

Polymerase virussen zijn structureel verschillend van menselijke polymerases
In het lab kan je nucleoside analogen ontwerpen die selectief virale polymerases remmen en menselijke polymerases niet