HC.5 en ZO.2 Flashcards

antidepressiva

1
Q

Wat zijn de indicaties voor antidepressiva?

A
  • depressie
  • angst of andere klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de mono-amine theorie?

A
  • serotonine is verlaagd bij depressie
  • reserpine(serotonine en noradrenaline depletie) kan depressie veroorzaken
  • polymorfisme is gen dat codeert voor serotonine re-uptake eiwit geassocieerd met depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drug targets van antidepressiva?

A
  • reuptake pomp
  • afbraak monoamines door enzymen
  • postsynaptisch receptoren stimuleren of remmen
  • presynaptisch receptoren die serotonine en noradrenaline afgifte remmen inhiberen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van noradrenaline?

A
  • synthese uit tyrosine
  • alfa en beta receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van serotonine?

A
  • synthese uit tryptofaan
  • 5-HT receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten antidepressiva zijn er?

A
  • SSRI’s
  • tricyclische antidepressiva
  • MAO-A remmers
  • SNRI’s
  • presynaptische alfa2 receptor antagonisten
  • overige antidepressiva zoals buproprion en sintjanskruid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het werkingsmechanisme van antidepressiva?

A
  • blokkade van reuptake, presynaptische receptoren of afbraak
  • directe stijging concentratie mono-amine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke tricyclische antidepressiva zijn er?

A

amitriptyline
clomipramine
imipramine
nortriptyline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de werking van tricyclische antidepressiva?

A

remmen de re-uptake van mono-amines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een bij-effect van tricyclische antidepressiva?

A

blokkeren M,H,5-HT en a1 receptoren
hierdoor ook muscarinerge en histaminerge effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn bijwerkingen van tricyclische antidepressiva?

A
  • droge mond
  • obstipatie
  • tachycardie
  • glaucoom
  • verwardheid
  • sedatie
  • gewichtstoename
  • toename eetlust
  • orthostatische hypotensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de effecten van een acute intoxicatie met tricyclische antidepressiva?

A
  • artimieën
  • convulsies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke SSRI’s zijn er?

A
  • fluoxetine
  • paroxetine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de werking van SSRI’s?

A

remmen CYP2D6 en remmen zo hun eigen afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de bijwerkingen van SSRI’s?

A
  • misselijkheid
  • diarree
  • libidoverlies
  • vertraagde ejaculatie
  • hoofdpijn
  • afname eetlust
  • grotere bloedingsneiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het serotoninesyndroom?

A
  • hyperthermie
  • rigiditeit
  • agitatie
17
Q

Wat is de werking van MAO remmers?

A

verhogen de concentratie van serotonine en noradrenaline in de synapsspleet

18
Q

Wat is de werking van lithium?

A

blokkade van intracellulaire second messenger systemen; ontkoppelt vasopressine en TSH van hun receptoren

19
Q

Wanneer geef je lithium?

A

toevoegen aan therapie bij therapieresistentie

20
Q

Wat is het gevolg van intoxicatie met lithium?

A
  • braken
  • diarree
  • tremoren
  • convulsies
  • duizeligheid
  • coma
21
Q

Wat zijn de bijwerkingen van lithium?

A
  • polyurie
  • dorst
  • struma
  • hypothyreoidie