HC.1 en VO.1 en ZO.6 Flashcards

Kinderpsychiatrische stoornissen en angststoornissen

1
Q

Wat zijn de 3 subtypes van ADHD?

A
  • overwegend aandachtstekort
  • overwegend hyperactiviteit-impulsiviteit
  • aandachtstekort en hyperactiviteit-impulsiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke symptomen vallen onder aandachtsproblemen bij ADHD?

A
  • onvoldoende aandacht voor details of achteloos fouten maken
  • moeite om de aandacht bij taken of spel te houden
  • niet lijken te luisteren
  • aanwijzingen niet opvolgen of opdrachten niet kunnen afmaken
  • moeite met organiseren van taken
  • dingen kwijt raken die nodig zijn voor taken
  • gemakkelijk afgeleid worden
  • vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke symptomen horen bij hyperactiviteit bij ADHD?

A
  • onrustig bewegen met handen en voeten of draaien op stoel
  • opstaan als zitten blijven verwacht wordt
  • rondrennen of klimmen als dit ongepast is
  • moeilijk rustig kunnen spelen of ontspannende activiteiten uitvoeren
  • in de weer zijn of maar doordraven
  • aan een stuk door praten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke symptomen horen bij impulsiviteit bij ADHD?

A
  • het antwoord eruit gooien voordat de vragen afgemaakt zijn
  • moeite hebben met op de beurt wachten
  • verstoren van bezigheden van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarmee gaat ADHD vaak gepaard?

A
  • ODD
  • depressie
  • dyspraxie
  • dyslexie
  • angsten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het beloop van ADHD?

A
  • meer afname hyperactiviteit dan aandachtsproblemen
  • soms remissie op volwassen leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke genetische factoren spelen mogelijk een rol bij ADHD?

A
  • dopamine-D4-receptorgen
  • dopaminetransportergen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke omgevingsinvloeden spelen een rol bij ADHD?

A
  • maternaal roken of alcoholgebruik tijdens zwangerschap
  • laag geboortegewicht
  • psychosociale risico-omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke neurofysiologische factoren spelen een rol bij ADHD?

A
  • trage hersengolven
  • hoog theta/beta ratio
  • verminderde activiteit prefrontale cortex
  • kleiner globaal hersenvolume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling bij ADHD?

A
  • psycho-educatie
  • ouderbegeleiding
  • zelfregulatietraining
  • medicatie; methylfenidaaat, dexamfetamine, atomoxetine, clonidine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke neurobiologische ontwikkelingsstoornissen zijn er?

A
  • ASS
  • Gilles de la Tourette
  • stereotiepe bewegingsstoornis
  • persisterende/voorlopige ticstoornis
  • aandachtsdeficiëntiestoornis
  • dyslexie
  • dyscalculie
  • taalstoornis
  • stotteren
  • spraakklankstoornis
  • sociale communicatiestoornis
  • dyspraxie
  • globale ontwikkelingsachterstand
  • verstandelijke beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke angststoornissen zijn er?

A
  • paniekstoornis
  • agorafobie
  • gegeneraliseerde angststoornis
  • sociale angststoornis
  • specifieke fobie
  • separatieangststoornis
  • selectief mutisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke obsessieve-compulsieve stoornissen zijn er?

A
  • OCD
  • verzamelstoornis
  • morfodysfore stoornis
  • trichotillomanie
  • excoriatiestoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke kind-omgevingsfactoren zijn er?

A
  • fysieke omgeving
  • gezin
  • school
  • vrienden
  • socio-economische context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de rol van MAO-A bij gedrag?

A

codeert voor een enzym dat in de hersen verantwoordelijk is voor de afbraak van serotonine en dopamine
–> te weinig hiervan resulteert in agressief en impulsief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke componenten bestaat angst?

A
  • cognitieve component
  • affectieve component
  • conatieve component
17
Q

Waaruit bestaat de cognitieve component bij angst?

A
  • vermeend gevaar
  • verhoogde alertheid
  • scherper waarnemen
18
Q

Waaruit bestaat de affectieve component bij angst?

A
  • sympathsiche arousal
    verhoogd
  • autonome symptomen zoals hartkloppingen, zweten en trillen
19
Q

Waaruit bestaat de conatieve component?

A

fight, flight of freeze

20
Q

Wanneer is angst pathologisch?

A
  • na een angstprikkel is de angst te intens of te lang aanwezig
  • angst optreedt zonder voorafgaande angstprikkel
21
Q

Wat is een angststoornis?

A

pathologische angst die klinisch relevant is

22
Q

Wat is agorafobie?

A

vermijden van plaatsen/situaties van waaruit vluchten moeilijk is of waarbij geen hulp is

23
Q

Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?

A

piekeren minstens 6 maanden vaker wel dan niet aanwezig en op meerdere gebeurtenissen betrekking
–> vermoeidheid, slecht slapen, prikkelbaarheid en concentratieproblemen

24
Q

Wat is egosyntoon?

A

eigen gedachten

25
Wat is egodystoon?
gedachten worden als vreemd beschouwd
26
Wat doe je met de ADOS?
na gaan of er sprake is van autisme
27
Welke observaties doe je bij een jeugdige met psychische stoornis?
- algemene indruk - motoriek - zintuigen - prestatieniveau en denken - activiteit, aandacht, impulsiviteit en frustratietolerantie - contact - stemming en affect - gedrag algemeen
28
Wat meet de ADOS?
- wederkerige sociale interactie - communicatie en spel - beperkte repetitieve en stereotiepe gedragspatronen