HC.1 Energiebalans en basaalmetabolisme Flashcards

1
Q

Hoe kan je energie-inname meten?

A

Door het tellen van calorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is één kcal?

A

De energie die nodig is om 1 gram water 1 graad in Celsius te verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de voedingswaarden van koolhydraten, eiwitten, vet, alcohol en soluble fiber?

A

4 kcal/g, 4 kcal/g, 9 kcal/g, 7 kcal/g, 1,5-2 kcal/g

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom heb je kcal nodig?

A

De verbranding van voedingsstoffen gebeurt om energie te maken voor je lichaam. Calorieën zijn nodig voor verhoging van de temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manieren kan energieverbruik gemeten worden?

A
  • Directe calorimetrie (warmteafgifte lichaam)
  • Indirecte calorimetrie (zuurstofconsumptie)
  • Double labelled water methode (verschil H en O verdwijnt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is het energieverbruik verdeeld over het totaal?

A

BMR = 60%
Fysieke activiteit = 30%
Adaptieve thermogenese = 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het basaal- of rustmetabolisme?

A

Energieverbruik nodig voor body maintenance in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de relatie tussen BMR en FFM?

A

BMR is afhankelijk van de hoeveelheid vetvrije massa. Meer spiermassa, hogere BMR, omdat spiercel meer energie verbruikt dan een vetcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly