HC'S WEEK 4 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van diarree?

A

Afname van consistentie van ontlasting, wat leidt tot dunne of vloeibare ontlasting en/of toename van frequentie tot meer dan 3x per dag
WHO: 3x dunne ontlasting per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de differentiaaldiagnose van verwekkers van diarree?

A

Viraal
Bacterieel
Parasitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van virale diarree?

A

Rotavirus, norovirus, astrovirus, adenovirus
- zeer besmettelijk
- geeft acute waterige diarree
- geen koorts
- geen bloed bij de diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van bacteriële diarree?

A

Campylobacter, salmonella, shigella, yersinia, E. coli, V. cholerae, C. difficile
- toxines: clostridum, shigella, vibrio
- geeft acute diarree met bloed
- wel koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van parasitaire diarree?

A

Giardia lamblia, entamoeba histolytica
- langzaam beloop
- geen bloed bij de diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Risicofactoren voor kinderen om infectieuze diarree te krijgen?

A

Veranderde intestinale flora (na antibiotica)
Slechte hygiëne/onveilig drinkwater/slechte sanitaire voorzieningen
Deficiëntie van antilichamen IgG en IgA
Verminderde motiliteit van de darm
Hoge pH van de maag(inhoud) bij gebruik van maagzuurremmers
Intrinsieke ziekte van darmepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Differentiaal diagnose bij niet-infectieuze diarree (meestal chronische diarree)?

A

Anatomisch: M. Hirschprung, short bowel
Allergie: koemelk of soya
Immunologisch: coeliakie
Inflammatie: NEC, IBD, appendicitis
Intolerantie: lactase
Endocrien: hyperthyreoïdie
Maligniteit: neuroblastoom
Metabool: CI-secretoire diarree, CF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan de hand van welke factoren is de mate van dehydratie bij diarree in te schatten?

A

Interesse om te drinken
Gewicht
Bewustzijn
Vitale parameters: pols, capillaire refill, ademhalingsfrequentie, RR
Temperatuur (perifere) extremiteiten
Diurese
Traanproductie
Vochtigheid slijmvliezen
Huidturgor
Ogen (wel/niet ingevallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk teken bij lichamelijk onderzoek duidt op salmonella typhi?

A

Rose spots
Roseolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij ernstige dehydratie doe je lab, wat laat je onderzoeken?

A

Chemie: Na, K, Cl, glucose, CRP, creatinine, ureum, bloedgas, evt. osmol, anion gap in bloed (= Na - (Cl+bic), normaal 4-11)
Op indicatie: urine Na, K, Cl, osmol, urinesediment, volledig bloedbeeld, ketonemie, bloedkweek, urine, feces, beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de verhouding tussen natrium en dehydratie? (3 opties)

A

Normaal natrium = isotone dehydratie
Verlaagd natrium = hypotone dehydratie
Verhoogd natrium = hypertone dehydratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de behandeling van een kind met diarree?

A

Compensatie van verliezen (vocht en elektrolyten)
- ORS (orale rehydratie solutie)
- intraveneuze rehydratie
In principe niet geïndiceerd
- vermindering darmmotaliteit (opiaten)
- adsorptie van toxines (Norit)
- veranderen van intestinale microflora (probiotica)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ORS en hoe werkt het?

A

Orale rehydratie solutie = glucose, natrium, weinig kalium, chloor en water
Werkt dmv SGLT (= sodium-gluocose linked transporter)
- natrium-afhankelijke glucose transporter
- functioneert ook bij beschadigd epitheel
- natrium naar milieu interieur gepompt
- passief gaat water mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn opname indicaties bij diarree en dehydratie?

A

Vitaal bedreigd, bewustzijnsstoornissen, jonger dan 2 maanden, falen ORS behandeling
Sociale indicatie (capabele ouders)
Bij iv rehydratie: pas op voor te snelle correctie anders mogelijk hypertone dehydratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn indicaties voor intraveneuze rehydratie?

A

Falen van/contra-indicatie orale therapie
- tijdens shockbehandeling
- sufheid
- acute buid/ileus
- aanhoudend braken
- ernstige diarree > 10 ml/kg/uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is antibiotica bij diarree geïndiceerd?

A

Tyfeus ziektebeeld: salmonella thyphi
Overige salmonellosen: sepsis, < 3 maanden, immuungecompromitteerden
Shigella dysenterie
Gecompliceerd beloop van campylobacter jejuni infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vaccinatie kan gegeven worden ter preventie van diarree?

A

Rotavirus vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn kenmerken van een normaal trommelvlies?

A

Glanzend en doorschijnend
Kleurloos tot parelgrijs
Centrale positie hamersteel
Scherpe lichtreflex
Lucht in middenoor
Normale beweeglijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

3 vormen van otitis media, welke?

A

Acute otitis media (OMA)
Otitis media met effusie (OME)
Actieve chronische mucosale otitis media (ACMOM)/chronische suppuratieve otitis media (CSOM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de definitie van otitis media acuta (OMA)?

A

Is een ontsteking van het middenoor met ophoping van vocht in het middenoor en klachten en tekenen van acute infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de kliniek van otitis media acuta (OMA)?

A

Recent en acuut ontstane oorpijn
Koorts
Prikkelbaarheid
Nachtelijke onrust
Erytheem van het trommelvlies
Vocht in het middenoor
Otorroe = loopoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn risicofactoren voor OMA?

A

Passief roken
Creche bezoek
Afwijkende anatomie (schisis)
Obstructie KNO gebied (adenoidhypertrofie)
Genetische aanleg
Zeldzaam: immuundeficiëntie, ciliaire dyskinesie en cystic fibrosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de 2 meest voorkomende verwekkers van OMA?

A

Viraal (70-80%): RSV, influenza, verkoudheidsvirussen
Bacterieel (20-30%): s. pneumoniae, h. influenzae, m. catarrhalis, groep A streptokokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het beloop van OMA?

A

Natuurlijk beloop is gunstig: bij ruim 80% zijn ergste klachten na 2-3 dagen over zonder antibiotica
4-8% krijgt een loopoor
Complicaties zijn zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Diagnostiek van OMA?

A

Routinematig kweken bij OMA niet aanbevolen, tenzij:
- verdenking op resistentie
- antibiotica falen
- immuunstoornis of sepsis
- complicaties
Bij atypisch verloop mogelijk immunologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn mogelijke behandelingen voor OMA?

A

Symptomatisch: pijnstilling, bij verstopping van neus deze spoelen met NaCl
Watchfull waiting: niet-ernstig ziek, > 6 mnd, eenzijdige OMA, zonder otorroe
Antimicrobiële behandeling
Chirurgische behandeling: trommelvliesbuisje, onderliggende pathologie saneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn indicaties voor een antimicrobiële behandeling van OMA?

A

Ernstig ziek kind/zieker wordend kind
Jonger dan 2 jaar met dubbelzijdige OMA
Na 3 dagen geen verbetering
Bij eerste presentatie een loopoor met koorts en pijn
–> amoxicilline eerste keus behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn risicofactoren voor complicaties van antimicrobiële behandeling van OMA?

A

Jonger dan 6 maanden
Anatomische afwijkingen in KNO gebied
Status na ooroperaties
Gecompromitteerd immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn complicaties van OMA?

A

Anamnese: hoofdpijn, koorts, ernstige oorpijn, vertigo, sufheid, verwardheid
LO: neurologisch, nekstijfheid, rood of gezwollen mastoïd met afstaand oor, nystagmus, gehoorverlies, N. facialis parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

OMA kan ook leiden tot 2 andere groepen ernstige complicaties, welke?

A

Intracranieel: hersenabces, meningitis, sinustrombose
Extracranieel: n. Facialis parese, labyrinthitis, mastoïditis, Gradenigo syndroom (mastoïditis in combinatie met n. abducens parese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de definitie van otitis media met effusie (OME)?

A

Een ophoping van vocht in het middenoor zónder tekenen van een acute infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de kliniek van otitis media met effusie (OME)?

A

Slechthorendheid
Gedragsproblemen
Drukkend gevoel op de oren
Spraak- en taalontwikkelingsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wanneer moeten kinderen met OME verwijzen worden?

A

Als kind ouder dan 3 maanden
Als achterlopende spraak- en taalontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn risicofactoren/etiologie voor OME?

A

Buis van Eustachius
Cilia (CF) en mucus (PCD)
Externe factoren: bovenste luchtweginfecties, allergie, meeroken, reflux en obstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke 6 syndromen kunnen leiden tot craniofaciale afwijkingen?

A

Syndroom van Down
Pierre-Robin sequentie
Syndroom van Apert
Treacher Collins
Velo-cardio-faciaal-syndroom
Syndroom van turner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn kernmerken van het syndroom van Down?

A

> 50% effusie in middenoor, 75% geleidingsverlies - multifactorieel:
- korter buis van Eustachius
- hypotonie m. tensor veli palatini
- gestoord immuunsysteem
- recidiverende BLWI’s
- adenoïd hypertrofie
- ondiepe nasofarynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de diagnostiek van OME?

A

Otoscopie
Toonaudiometrie = mate waarin trommelvlies trillingen terug kan geven
Tympanometrie = beweeglijkheid trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de algemene behandeling van OME?

A

Trommelvliesbuisjes
Hoortoestellen
Geen medicamenteuze behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de behandeling van OME op oorzaak?

A

Mucus en cilia = onderliggend lijden behandelen
Allergie = nasale steroïden, antihistaminica of decongestiva
Infectie = antibiotica
Meeroken = stoppen met roken
Reflux = anti-reflux medicatie
Obstructie = verwijderen obstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn 2 indicaties voor het plaatsen van middenoor beluchtingsbuisjes?

A

Indien > 3 maanden
Gehoorverlies > 25 dB
Stoornis in (spraak)ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de eerste klinische symptomen van meningitis?

A

Koorts
Malaise
Spierpijn
Braken
Meningisme
LO: wegdrukbare rash, niet-wegdrukbare petechiën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn bacteriële verwekkers van septische shock met purpura?

A

Neisseria meningitidis (95%)
S. pneumoniae
Groep A streptokokken
Groep B streptokokken
H. influenzae
S. aureus
E. coli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn risicofactoren voor meningitis?

A

Crowding
Socio-economische deprivatie
Roken
Reis/verblijf in ‘meningitis belt’
Virulentie van het micro-organisme
Antistofdeficiëntie
Complement deficiëntie
Asplenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Welke deficiënties geven een verhoogd risico op meningokokken infectie?

A

Deficiëntie van complement factoren C5 t/m C9
Ook C3 en factor D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat houdt de primaire assessment van de circulatie in bij shock?

A

Cardiovasculaire status
- hartfrequentie
- polsvolume
- capillaire refill
- bloeddruk
Effect circulatie op andere organen
- ademfrequentie
- huid
- bewustzijn
- diurese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe werkt de profylaxe van meningitis?

A

Antibiotica
- risico voor naaste contacten verhoogd met 400-800x, maar alleen knuffelcontacten
- zo snel mogelijk: < 24u - 7 dagen
- rifampicine, ceftriaxon, ciprofloxaxine
Vaccinatie
- meningokokken A, C, W en Y

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke 2 ernstige infecties van het centraal zenuwstelsel bestaan er?

A

Meningitis = infectie van de meningen
–> viraal of bacterieel
(Meningo-)encefalitis = infectie van het hersenparenchym
–> meestal viraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn 4 belangrijke processen in het kader van hematogene verspreiding?

A

Kolonisatie
Invasie van bacteriën in de bloedbaan
Overleven van bacteriën in de bloedbaan
Invasie van bacteriën in CZS (subarachnoïdale ruimte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is het klinische beeld van (meningo-)encefalitis?

A

Koorts
Hoofdpijn (fotofobie)
Geïrriteerd/lethargie
Nekstijfheid
Convulsies
Volle fontanel
Focale neurologie
Somnolent
(Semi)comateus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Aanvullend onderzoek bij (meningo-)encefalitis?

A

Bloedonderzoek: infectieparameters, bloedbeeld, glucose, bloedkweek
Beelvormend onderzoek: vóór lumbaalpunctie bij neuro. uitval, insulten, papiloedeem, gedaald bewustzijn of ernstige immunodeficiëntie, uitsluiten tumor/oedeem
Liquoronderzoek: microscopisch (cellen) en macroscopisch (troebel/helder), eiwit en glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Therapie van (meningo-)encefalitis?

A

ABCDE
Antibiotica zo snel mogelijk
Dexamethason
- significante afname gehoorverlies en neurologische restverschijnselen
- starten vóór eerste antibiotica gift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de korte termijn complicaties van (meningo-)encefalitis?

A

Cerebraal oedeem
Subdurale effusie
Subduraal empyeem
Hersenabces
Ventriculitis
Hydrocephalus
SIADH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat zijn lange termijn complicaties van (meningo-)encefalitis?

A

Achterstand motorische ontwikkeling
Leerproblemen
Gedragsproblemen
Gehoorverlies
Visus stoornissen
Epilepsie

54
Q

Hoe ontstaat gehoorverlies na meningitis?

A

Bacteriële inflammatie van labyrinth, hierdoor ossificatie = slechthorendheid
Kan snel, binnen enkele weken, verlopen
Gehooronderzoek tijdens ziekenhuisopname & cochlear implantaat

55
Q

3 typen van beschadiging bij meningo-encefalitis?

A
  1. Direct effect van micro-organisme: schade van aangedane celtypen = necrose
    –> gliacellen, schwannse cellen en neuronen
  2. Immunologische effecten door kruisreactieve antistoffen
    –> perivasculitis, gebrek nutriënten of polarisatiestoornissen
  3. Gemengd type
56
Q

Noem 4 virale verwekkers van encefalitis?

A

Aerogene inoculatie: enterovirus, mazelen, influenza
Direct contact: herpes simplex, varicella, bof, rabiës
Arthropod borne (= arbovirus): flavi- of alfa-virussen
Tekenbeet

57
Q

Wat vraag je bij de anamnese naar meningo-encefalitis uit?

A

Recente ziekte
Zieken in omgeving
Reizen
Contact met dieren
Vaccinatiestatus
Immuunstatus

58
Q

Wat is het klinische beeld van meningo-encefalitis?

A

Veranderd bewustzijn
Lethargie
Veranderd gedrag/persoonlijkheid
Focale neurologische uitval of prikkeling
Convulsies
Psychiatrische symptomen
Koorts
Hoofdpijn
Nekstijfheid

59
Q

Welk aanvullend onderzoek doe je bij meningo-encefalitis?

A

Algemeen bloedonderzoek
- infectieparameters, bloedbeeld, glucose
- bloedkweek
- serologisch onderzoek
Liquoronderzoek
- macroscopisch & microscopisch aspect
- eiwit en glucose
- PCR/virusdiagnostiek
- auto-immuun: IgG, oligoclonale banden

60
Q

Waar ben je bij beeldvorming bij meningo-encefalitis naar op zoek?

A

Aantonen inflammatie hersenparenchym
Uitsluiten andere oorzaken

61
Q

Kenmerken normaal liquoronderzoek?

A

Mononucleaire cellen of polynucleaire cellen
- neonaten <30/30 x 106/L
- > 3 maanden <6 x 10
6/L
Glucose: 2,2-3,3 mmol/L
Eiwit: 0,15-0,4 gr/L

62
Q

Kenmerken liquoronderzoek bij virale encefalitis?

A

Cellen
- slechts milde verhoging celgetal, meestal <1000 x 10*6/L
- overwegend mononucleair
Glucose = normaal
Eiwit = normaal of licht verhoogd

63
Q

Wat is de therapie voor encefalitis?

A

ABCDE
Vaak geen specifieke therapie
- herpes simplex 1/2 = aciclovir
- varicella = aciclovir
MAAR onderscheid bij presentatie vaak onmogelijk dus
- start aciclovir iv in afwachting PCR en kweken, geen dexamethason
- start antibiotica

64
Q

Wat zijn complicaties van encefalitis?

A

Gedragsstoornissen
Spraak- en taalstoornissen
Motorische stoornissen
Concentratie stoornissen
Geheugenstoornis

65
Q

Kenmerken van auto-immuun encefalitis?

A

Postviraal (HSV) of oncologische trigger
Auto-antistoffen tegen neurale antigenen
Aspecifieke liquorbevindingen en beeldvorming (MRI)
Behandeling gericht op auto-immuniteit
Prognose bij snelle diagnose goed

66
Q

Symptomen van auto-immuun encefalitis?

A

Gedragsstoornissen (psychiatrie)
Bewegingsstoornissen
Convulsies
Bewustzijnsverandering
Cognitieve achteruitgang

67
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire preventie?

A

Primaire preventie = pre-expositie
Secundaire preventie = post-expositie

68
Q

Wat is het doel van vaccinatie?

A

Bescherming tegen (complicaties) van ziekte: levenslang, compleet en veilig

69
Q

Wat is een vaccin?

A

Dode/Levend verzwakte pathogenen, delen van gezuiverde antigenen of mRNA

70
Q

Wat is immunogeniciteit?

A

Mate van immuunreactie of seroconversie

71
Q

Wat is de effectiviteit van een vaccin?

A

De mate van bescherming die een vaccin biedt

72
Q

Wat is de reactogeniciteit van een vaccin?

A

De mate van ongewenste bijwerkingen die het vaccin geeft

73
Q

Wat is groepsimmuniteit?

A

Bescherming van vatbare individuen door omliggende groep van personen die immuun is

74
Q

Wat is natuurlijke, actieve immunisatie?

A

Ziekte

75
Q

Wat is natuurlijke, passieve immunisatie?

A

Maternale antistoffen

76
Q

Wat is geïnduceerde, actieve immunisatie?

A

Vaccinatie

77
Q

Wat is geïnduceerde, passieve immunisatie?

A

Immuunglobuline

78
Q

Noem de 4 stappen van de ontwikkeling van een vaccin?

A
  1. Prototype ontwerp/ontdekking
  2. Preklinische ontwikkeling: testen proefdieren en vrijwilligers
  3. Klinische ontwikkeling: humane onderzoeken naar effectiviteit en veiligheid
  4. Registratie en marketing = post-marketing surveillance: beoordeling autoriteiten
79
Q

Hoe werkt een RNA vaccin?

A
  • mRNA is code-eiwit voor spike-eiwit van het te bestrijden virus
  • deze gen. code zit in lipidenoplossing die versmelt met celoppervlak
  • RNA wordt opgenomen en wekt sterke B- en T-cel respons op
    Moet bewaard worden bij -80 graden
80
Q

Wat is een ‘virale vector vaccin’?

A

Genetisch materiaal van een virus is uit de vector gehaald en wordt daarvoor in plaats van het genetisch materiaal van het virus geplaatst

81
Q

Wat is een subunit vaccin/split-vaccin?

A

Virus wordt in stukken geknipt
= inactief virus terwijl alle elementen wel aanwezig zijn

82
Q

4 soorten antigeenpresentatie?

A

Adjuvantia: hulpstoffen toevoegen om immuunrespons te stimuleren
Levende antigeenpresentatie
Mucosale presentatie in darm/nasaal
Dermale presentatie: pleister op huid

83
Q

Wat is een andere term voor primaire leverkanker?

A

Hepatocellulair carcinoom (HCC)

84
Q

Van welke 3 factoren zijn de klachten van HCC afhankelijk?

A

Plaats van tumoren
Grootte van tumoren
Aantal tumoren

85
Q

Klachten van HCC?

A

Opgezette lever en (vage) buikpijn
Verminderde eetlust
Algehele zwakte en moeheid
Misselijkheid en braken
Onverklaarbaar gewichtsverlies
Jeuk en geelzucht

86
Q

3 vormen van diagnostiek van HCC?

A

Bloedonderzoek: leverfunctie
Beeldvorming: echo, CT-scan, MRI-scan
Leverbiopt

87
Q

Waarvan is de soort behandeling van HCC afhankelijk?

A

Grootte van tumor
Kwaliteit leverfunctie

88
Q

5 soorten behandelingen van HCC?

A

Curatief
- operatie/partiële leverresectie
- radiofrequente thermoablatie (RFA)
- levertransplantatie
Of
- selectieve inwendige radiotherapie (SIRT)
- transarteriële chemo-embolisatie (TACE): onderbreken bloedvoorziening naar tumor

89
Q

Noem 2 risicofactoren voor HCC?

A

Cirrose
Virale hepatitis = leverontsteking door virale infectie van de lever
- hepatitis A t/m E
- acute hepatitis
- chronische hepatitis

90
Q

Kenmerken van hepatitis D virus?

A

Double stranded DNA virus
4 open reading frames (ORF) coderend voor 7 virale eiwitten: 5 hiervan maken viruspartikel, andere 2 alleen in gastheercel (= Hbx, HBeAg)
In serum van patiënt: viruspartikels, filamenten (HBsAg) en HBeAg eiwitten

91
Q

Kenmerken van hepatitis C virus?

A

Positieve sense, enkelstrengs RNA virus
Envelop van lipiden
1 ORF: maakt (non-)structurele eiwitten
Klein
In serum alleen virale partikel (HCV) uitgescheiden

92
Q

Chronische hepatitis valt nog te behandelen met therapie, welke?

A

Suppressie virale replicatie
Immuun modulatie mbv PEG-IFN: immuunsysteem meer kans om te activeren en de met virus geïnfecteerde cellen aan te vallen

93
Q

Lever is een tolerogeen orgaan, wat houdt dit in?

A

Verwerkt alle lichaamsvreemde materialen die we innemen (voedsel, etc.) en moet dus in staat zijn NIET AGRESSIEF te reageren op pathogene indringers
Dit is de reden waarom lichaam HBV/HCV niet kan klaren

94
Q

Verschil in immuunreactie tegen HBV en HCV?

A

Bij HBV ontstaat geen interferon respons
- is stealth virus: onzichtbaar voor IFN-gemedieerde aangeboren afweersysteem
- onderdrukt actief type I IFN productie DUS geen antivirale respons
Bij HCV ontstaat wel interferon respons, maar wordt vervolgens door HCV ook weer geremd

95
Q

Welke 2 soorten factoren kunnen afweerrespons beïnvloeden?

A

Gastheerfactoren: genetische polymorfismen, leeftijd, overgewicht, co-infectie
Virale factoren: genotype/subtype, inoculum dosis

96
Q

2 soorten weefselschade ten gevolge van virale infecties?

A

Direct = cytopathisch virus: virus beschadigd geïnfecteerde cel wat leidt tot celdood
Indirect
- activatie (aangeboren) afweersysteem: koorts en vermoeidheid
- inductie (antigeen-specifieke) afweer: doden van virus-geïnfecteerde cellen

97
Q

In welke stappen ontstaat HCC vanuit HBV/HCV?

A
  1. HBV/HCV induceert schade van levercellen
  2. Voortdurende schade aan hepatocyten en regeneratie = cirrose
  3. Turnover van cellen neemt toe
  4. Opstapeling van kritische mutaties in het genoom van de gastheer
  5. Hepatocellulair carcinoom
98
Q

Wat is de oncogene capaciteit van HBV?

A

HBx = viraal oncogen
Integratie & beschadiging genoom gastheer
= activatie tumorgenen/suppressie van tumorsuppressorgenen

99
Q

2 behandelopties van HBV/HCV?

A

Suppressie van virusreplicatie
Immuunmodulatie (PEG-IFN)

100
Q

Welke 3 transmissie routes heeft HBV?

A

Parenteraal
- contact besmet bloed
- seksueel contact
- verticale transmissie: placenta/bevalling

101
Q

Noem kenmerken van een hepatitis B virusinfectie?

A

Lage mate van virus-geïndiceerde schade
Activatie immuunsysteem laag
Virus-specifieke afweerrespons varieert per individu/leeftijd
Symptomatisch beloop: malaise, anorexie, icterus door leverfunctiestoornissen

102
Q

4 risicofactoren acute hepatitis B?

A

Beroepsgebonden
Heteroseksueel contact
Homoseksueel contact
IV drugsgebruik

103
Q

Welke 3 dingen worden voorkomen door de HBV vaccinatie?

A

Voorkomt acuut leverfalen
Voorkomt chronische infectie en complicaties
Voorkomt HBV gerelateerde HCC

104
Q

Wat zijn kenmerken van passieve immunisatie tegen HBV?

A

Met hepatitis B-immunoglobuline (HbIg)
- directe toediening neutraliserende anti-Hbs antistoffen
- vooral gebruikt bij pasgeborenen van HBsAg positieve moeders & bij prikaccident
- toediening < 24 uur tot 7 dagen
- bescherming van enkele maanden

105
Q

3 stappen van het mechanisme van een HPV infectie?

A
  1. Normaal weefsel
  2. Dysplasie: cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN)
  3. Invasief carcinoom
106
Q

Waarvan is de effectiviteit van het HPV virus afhankelijk?

A

Leeftijd waarop vaccin toegediend wordt
HPV status vooraf aan toediening
Uitkomst CIN2+ of CIN3+

107
Q

Geeft vaccin HPV alleen bescherming tegen cervixcarcinoom?

A

Nee, ook tegen andere HPV gerelateerde tumoren: vulva, anus, hoofd-hals en oropharyngeaal

108
Q

Wat zijn kenmerken van acute rhinitis?

A

Meest voorkomende BLWI
Verwekkers > 95% viraal
Rhinovirus, corona, HMP, RSV
Behandeling: neusspoelen en xylometazoline

109
Q

Symptomen bij acute rhinitis?

A

Snot, niezen en verstopping
Bij zuigelingen
- dyspneu
- verminderd drinken: nauwere bovenste luchtwegen

110
Q

Wat is acute sinusitis?

A

Infectie van de neusbijholten

111
Q

Kenmerken van acute sinusitis?

A

Leeftijdsafhankelijk ivm ontwikkeling sinussen
- > 12 jaar = sinus frontalis
- > 5 jaar = sinus maxillaris
Verwekkers: viraal of secundair bacterieel

112
Q

Klachten bij acute sinusitis?

A

Lokale pijn
Kloppende pijn
Pijn erger bij bukken
Kloppijn
Koorts
Malaise
Nasale spraak
Purulente neusuitvloed soms met bloed

113
Q

Behandeling acute sinusitis?

A

Neusspoelen en xylometazoline
Antibiotica
NIET stomen bij kind WANT risico verbranding

114
Q

Wat zijn klachten van acute tonsillitis (+ pharyngitis)?

A

Keelpijn
Hoesten
Malaise
Ademhalingsbelemmering
Slikpijn
Cervicale lymfeklierzwelling

115
Q

Wat zijn verwekkers van acute tonsillitis?

A

Rhinovirus
Adenovirus
EBV
Groep A streptokokken

116
Q

Wat is de behandeling van acute tonsillitis?

A

Geen
Bij streptokokken wel penicilline

117
Q

Wat is een gevolg van chronische tonsillitis?

A

Tonsilhypertrofie

118
Q

Wat zijn 2 indicaties van tonsillectomie?

A

Obstructief slaap apneu syndroom (OSAS)
= snurken, ademstops, hypoxie
Belemmering slikken en eten

119
Q

Waarom is adenoïtis leeftijdsafhankelijk?

A

Adenoïd groeit tot ongeveer 6e levensjaar, daarna weer kleiner (involutie)

120
Q

Wat zijn symptomen van adenoitis?

A

Neusverstopping (= facies adenoidalis)
Obstructie buis van Eustachius (= doofheid en otitis)
Cervicale lymfadenopathie
Postnasale drip
Slikproblemen
Snurken
Slaapapneu

121
Q

Wat zijn verwekkers van adenoitis?

A

Bacterieel: streptokokken, invluenzae

122
Q

Wat zijn behandelingen van adenoitis?

A

Antibiotica (acute infectie)
Chirurgisch (adenotomie, hoge ricidiefkans)

123
Q

Wat is laryngitis subglottica?

A

Subglottische zwelling door infectie met para-influenza (75%)

124
Q

Wat zijn symptomen van laryngitis subglottica?

A

Na verkoudheid hese stem
Zeehondenblaf hoest
Progressieve inspiratoire stridor (avond)
Subfebriele temperatuur
Geen hoge koorts

125
Q

Diagnostiek bij laryngitis subglottica?

A

In typische gevallen onnodig
Indien ernstig intubatie onder narcose

126
Q

Kenmerken van ernstige obstructie bij laryngitis subglottica?

A

Angst
Onrust
Sterk intrekken
Zacht tot opgeheven ademgeruis
Bleekheid
Cyanose
Sufheid

127
Q

Therapie van laryngitis subglottica?

A

Glucocorticosteroïd eenmalig
Geruststellen
Geen antibiotica
Indien ernstig wel klinisch observeren
Zo nodig zuurstofsuppletie of intuberen

128
Q

Wat is epiglottitis?

A

Acute zwelling epiglottis door infectie met haemophilus influenzae type B (HIB)
Zonder behandeling antibiotica = dood door verstikking

129
Q

Wat zijn symptomen van epiglottitis?

A

Acuut ernstig ziek
Hoge koorts
Snel progressieve inspiratoire stridor
Kin vooruit
Slikpijn
Kwijlen
Zit rustig rechtop
Geen hoest of heesheid

130
Q

Diagnostiek van epiglottitis?

A

Rustig houden
NIET met spatel in keel kijken = acute totale obstructie
Laryngoscopie onder narcose
Kweken van keel en bloed

131
Q

Therapie van epiglottitis?

A

Intuberen onder narcose
In nood tracheotomie
Antibiotica tegen H. influenzae