HC's WEEK 1 Flashcards

1
Q

Noem 4 algemene factoren die bijdragen aan de ziektelast

A
  1. Gedrag
  2. Persoonsgebonden
  3. Arbeid
  4. Milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door welke 2 factoren wordt de hoeveelheid veroorzaakte ziektelast per risicofactor door bepaald?

A
  • prevalentie van de risicofactor
  • hoogte van het relatieve risico (RR) bij aanwezigheid van de risicofactor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van de incidentie?

A

Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte binnen een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van prevalentie?

A

Het aantal bestaande gevallen van een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de top 5 ziekten met de hoogste incidentie

A
  1. Infectie bovenste luchtwegen
  2. Infectie maag-darmkanaal
  3. Infectie onderste luchtwegen
  4. Letsel door ongevallen (privé en sport)
  5. Influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de top 5 ziekten met de hoogste prevalentie

A
  1. Nek- en rugklachten
  2. Artrose
  3. Angststoornissen
  4. Diabetes
  5. Visusstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de top 10 ziekten waaraan mensen overlijden in Nederland

A
  1. Dementie
  2. Longkanker
  3. Beroerte
  4. Coronaire hartziekten
  5. COVID-19
    Daarna: hartfalen, COPD, ongevallen, coloncarcinoom en infecties onderste luchtwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 4 mogelijke oorzaken/hypothesen van oversterfte in Nederland

A
  • COVID-19
  • vergrijzing
  • effect ‘uitgestelde zorg’ of ‘vermeden zorg’
  • toegankelijkheid van de zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 3 niveaus waarop klachten invloed kunnen hebben betreft de gezondheidstoestand (ICF-model)

A
  • functies & anatomische eigenschappen (orgaanniveau)
  • activiteiten (persoonsniveau)
  • participatie (sociaal niveau)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke 2 gegevens is de DALY te berekenen?

A

YLL = years of life lost: verloren levensjaren door sterfte
YLD = years lived with disability: verloren gezonde jaren door beperkingen of handicaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je YLD (years lived with disability)?

A

YLD = jaren geleefd met beperking x disability weight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de top 10 ziektes in Nederland die de meeste DALY’s veroorzaken

A
  1. Coronaire hartziekten
  2. Beroerte
  3. Diabetes mellitus
  4. COPD
  5. Artrose
  6. Longkanker
  7. Letsel door ongevallen
  8. Dementie
  9. Nek- en rugklachten
  10. Angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 4 algemene oorzaken/achtergronden van een hoge ziektelast

A
  1. Hoge incidentie van sterfgevallen
  2. Sterfte op relatief jonge leeftijd
  3. Hoge prevalentie van beperkingen en handicaps
  4. Ernst van beperkingen en handicaps (gewogen met disabilty weight)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe doet Nederland het ten opzichte van andere Europese landen?

A
  • minder HVZ, minder ongevalletsel
  • meer kanker en COPD
  • geen duidelijk verschil beperkingen QoL
  • lagere sterfte kinder- en middelbare leeftijd
  • hogere sterfte rond geboorte en ouderen
  • geen duidelijk verschil gezonde levensverwachting
  • levensverwachting NL man boven EU-gemiddelde
  • levensverwachting NL vrouw gemiddeld in EU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 2 kenmerken van De Grote Acceleratie vanaf de jaren 1850

A
  1. Agriculturele revolutie
  2. Industriële revolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 7 voorbeelden van hoe onze leefomgeving verandert door klimaatverandering

A
  • stijgende temperaturen
  • stijgende zeespiegels
  • verlies biodiversiteit
  • ontbossing
  • verzuring van de oceaan
  • vervuiling van bodem, lucht en water
  • meer extreme weeromstandigheden
17
Q

Wat zijn de (9) planetaire grenzen?

A

Grenzen waarbinnen de wereldpopulatie kan doorgaan met ontwikkelen en voorspoedig kan leven voor toekomstige generatie

18
Q

Noem 8 kwetsbare groepen voor klimaatverandering

A
  • armen
  • migranten
  • daklozen
  • vrouwen
  • ouderen
  • inheemse bevolkingen, mensen van kleur
  • kinderen
  • chronisch zieken
19
Q

Wat is de definitie van mitigatie?

A

Het voorkomen van verdere klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen

20
Q

Wat is de definitie van adaptatie?

A

Het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering –> paraatheid

21
Q

2 belangrijkste soorten luchtverontreiniging?

A

Fijnstof
Stikstof

22
Q

Noem 4 disciplines binnen de medische milieukunde

A
  • toxicologie
  • epidemiologie
  • communicatie
  • politiek
23
Q

Noem 2 milieukundige risico’s van lood

A
  • kinderen 0-7 jaar zijn risicogroep
  • nadelig effect lood op leervermogen (IQ-
    puntenverlies) –> populatie-effect
    • daling 3 IQ-punten
24
Q

Noem 3 milieukundige risico’s van asbest

A
  • longkanker & mesothelioom
  • 10-60 jaar tussen contact asbest en kanker
  • kans op kanker door 1 asbestvezel = 1 op de biljoen
25
Q

Noem 4 gezondheidsrisico’s bij blootstelling aan PFAS?

A
  • verminderde werking immuunsysteem
  • verhoogde leverwaarden
  • verhoogd cholesterol
  • lager geboortegewicht
26
Q

Noem 3 gezondheidsrisico’s bij (langdurig) nachtwerk?

A
  • slaapproblemen
  • hart- en vaatziekten
  • diabetes type 2
27
Q

Noem 7 ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

A
  • groeiend aantal ZZP’ers
  • vergrijzing
  • stijging pensioenleeftijd
  • met chronische ziekte blijven werken (40%)
  • nieuwe beroepen
  • technologische ontwikkelingen
  • kwaliteit, milieubewustzijn en zingeving
28
Q

Wat is gezondheidsvoorlichting?

A

Alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich op vrijwillige basis gezonder willen en kunnen gedragen

29
Q

Noem 5 fysieke kenmerken van leeftijdsvriendelijke wijken/leefomgevingen

A
  • voorzieningen op wandelbare afstand
  • openbaar vervoer
  • straatverlichting
  • groenvoorzieningen
  • kwaliteit van straten