HC 6 - Zorg op school - Rekenen Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie niveaus van de piramide van rekenontwikkeling?

A
  • Getalbegrip en hoeveelheden
  • Automatiseren en memoriseren
  • Wiskundig denken en probleemoplossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat valt onder getalbegrip en hoeveelheden?

A

Het leren begrijpen van hoeveelheden en getallen, bijvoorbeeld door te tellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat beschrijft het Triple Code Model?

A

Hoe mensen getallen verwerken via drie verschillende “codes”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt automatiseren en memoriseren in?

A

Het leren van basisbewerkingen zoals optellen en aftrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is wiskundig denken en probleemoplossing?

A

Het ontwikkelen van strategieën om complexe rekenproblemen op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de eerste fase in telontwikkeling en op welke leeftijd gebeurt dit?

A

Fase 1: Herkennen van hoeveelheden (subiteren), rond 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de analoge code?

A

Non-symbolische representatie van hoeveelheden, zoals stippen of blokjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de visuele code?

A

Symbolische representatie van getallen, zoals cijfers (

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de verbale code?

A

De gesproken vorm van een getal, zoals “vijf”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er in fase 2 van telontwikkeling?

A

Akoestisch tellen: Het kind kent de namen van getallen en kan deze hardop opnoemen, maar nog in willekeurige volgorde (3 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er in fase 3 van telontwikkeling?

A

Asynchroon tellen: Het kind telt op volgorde, maar slaat soms objecten over (4 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in fase 4 van telontwikkeling?

A

Geordend tellen. Het kind telt nu correct en is bewust van wat het telt (4,5 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in fase 5 van telontwikkeling?

A

Resultatief tellen: Het kind begrijpt dat het laatste getelde object het totale aantal vertegenwoordigt (5 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er in fase 6 van telontwikkeling?

A

Resultatief verkort tellen: Het kind kan efficiënter tellen door bijvoorbeeld vanaf een hoger getal te beginnen (5,5 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel procent van de kinderen heeft rekenproblemen zoals dyscalculie?

A

3-6%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom wordt dyscalculie vaak minder herkend dan dyslexie?

A

Dyscalculie wordt minder vaak onderzocht en minder vaak besproken dan dyslexie, hoewel beide even veel impact hebben. Ook wordt dit minder vaak vergoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn enkele gevolgen van lage rekenvaardigheid?

A

Lagere kansen op de arbeidsmarkt, lager loon, en verhoogd risico op psychische problemen zoals depressie en delinquent gedrag.

17
Q

Welke moeilijkheden hebben kinderen met rekenproblemen vaak?

A

Moeite met het verbinden van de verschillende codes uit het Triple Code Model (non-symbolische en symbolische representaties).

18
Q

Wat is het size congruity effect?

A

Het effect waarbij een fysiek groter getal ook als numeriek groter wordt ervaren, voorkomend bij kinderen zonder rekenproblemen.

19
Q

Wat is het distance effect?

A

Het is makkelijker om getallen te vergelijken als het verschil tussen de getallen groter is.

19
Q

Hoe beginnen rekenproblemen vaak bij kinderen met dyscalculie?

A

Problemen kunnen al in een vroeg stadium optreden, vooral bij het getalbegrip.

20
Q

Wat is het compatibility effect?

A

Getallen zoals 76 vs. 62 zijn makkelijker te vergelijken dan 72 vs. 59 vanwege de consistentie tussen tientallen en eenheden.

21
Q

Wat is niveau 1 in het zorgtraject bij rekenproblemen?

A

Evalueren of het rekenonderwijs kwalitatief goed is, met een sterk curriculum en bekwame leraren.

22
Q

Wat zijn de twee hoofdmethoden binnen het rekenonderwijs?

A

Traditioneel rekenen: Gericht op het stampen van basisvaardigheden.
Realistisch rekenen: Gericht op het toepassen van rekenvaardigheden in de echte wereld.

23
Q

Welke leerlingen hebben meer baat bij traditioneel rekenen?

A

Zwakkere rekenaars, omdat ze meer oefening en herhaling nodig hebben van basisvaardigheden.

24
Q

Hoeveel procent van de leerlingen ervaart rekenangst? (2015-2019)

A

17%.

24
Q

Wat zijn de belangrijkste kwaliteiten van een goede rekenleerkracht?

A
  • Diepe kennis van rekenen en uitleggen.
  • Enthousiasme en motivatie overbrengen.
  • Zelfverzekerdheid in rekenen, vooral belangrijk voor vrouwelijke leerkrachten met rekenangst.
  • Een goede relatie met de leerling.
25
Q

Wat is de relatie tussen rekenangst en rekenvaardigheid?

A

Er is een negatieve correlatie: meer rekenangst leidt vaak tot slechtere rekenprestaties.

26
Q

Hoe kan rekenangst verminderd worden?

A

Door te werken aan zelfvertrouwen en de overtuiging dat fouten maken normaal is.

27
Q

Wat is de definitie van dyscalculie volgens de DSM-5?

A

Een specifieke leerstoornis waarbij het kind moeite heeft met getalbegrip en wiskundig redeneren, ondanks interventies van minimaal zes maanden.

28
Q

Waarom is een diagnose van dyscalculie belangrijk?

A

Het geeft leerlingen toegang tot gerichte ondersteuning, zoals aangepaste zorg en het gebruik van een rekenmachine tijdens examens.

29
Q

Wat is het doel van het Pirate Math-programma?

A

Pirate Math richt zich op het verbeteren van probleemoplossingsvaardigheden bij verhaalsommen, waarbij kinderen leren om de relevante wiskundige informatie in een verhaal te identificeren en toe te passen.

30
Q

Wat is het doel van het Math Flash-programma?

A

Math Flash richt zich op het verbeteren van ‘number combinations’ door middel van intensieve en gestructureerde oefeningen, zoals het automatiseren van basisrekenfeiten met flashcards.

31
Q

Wat zijn de zeven principes van effectieve interventie voor leerlingen met wiskundeproblemen?

A

Expliciete instructie.
Informatie aanbieden in hapklare brokjes.
Veel oefenen.
Cumulatieve herhaling.
Motivatie stimuleren.
Instructieontwerp om uitdagingen te minimaliseren.
Voortgangsmonitoring.

32
Q

Wat zijn kenmerken van goede uitleg bij rekenonderwijs?

A

Directe feedback geven, concrete materialen en spelletjes gebruiken, en het toepassen van rekenen in de belevingswereld van de leerling.

33
Q

Welke leeftijdsgroep profiteert het meest van reken-interventies?

A

Jongere leerlingen, vooral in de onderbouw van de basisschool, profiteren meer van wiskunde-interventies dan oudere leerlingen. (Maar, dit geld niet voor peuterleringen)

34
Q

Welke interventies waren effectief voor leerlingen met wiskundige moeilijkheden (MD)?

A

Directe instructie, strategietraining en peer tutoring bleken effectief in het verbeteren van de wiskundige prestaties van leerlingen met MD.

35
Q

Hoe helpt strategietraining leerlingen met MD?

A

Strategietraining helpt leerlingen systematisch na te denken over hoe ze wiskundige problemen kunnen oplossen, bijvoorbeeld door probleemoplossingsstrategieën aan te leren.

36
Q

Wat houdt directe instructie in bij wiskunde-interventies?

A

Directe instructie omvat expliciete, stapsgewijze uitleg met duidelijke voorbeelden, waarbij elke stap van een wiskundig probleem zorgvuldig wordt uitgelegd.

37
Q

Waarom zijn langdurige en intensieve interventies effectiever voor leerlingen met MD?

A

Consistente en frequente ondersteuning over een langere periode zorgt ervoor dat vaardigheden beter worden ingebed en leidt tot grotere verbeteringen in wiskundige prestaties