HC 4 Flashcards

1
Q

hoezo herkent het lichaam HCV niet altijd

A

veel fouten bij replicatie
viruspopulatie ziet er na paar mnd compleet anders uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke genotypes van HCV komen in europa het vaakst voor

A

1 (na WW1)
3 (na IV-drugsgebruik door EU toeristen in Azie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnose HCV

A

verhoogde leverenzymen
antistofbepaling hepABC
opzoek HCV RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gevolgen HCV

A

acute onsteking gaat 80% over naar chronische ontsteking
20% krijgt levercirrose
hiervan krijgt 20% decompensatie, 3-5% HCC en de rest levergerelateerde sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

risicofactoren ongunstig beloop na HCV infectie

A

man zijn
alcoholgebruik
HCV-genotype 3
overgewicht
oudere leeftijd bij 1e infectie
co-infecties met HIV/HBV
steatose lever (vervetting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gunstige effecten koffie

A

anti-fibrotisch effect
minder galstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer HCV RNA bepalen

A

na 7-10dgn
anders kan je vals negatieven krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

complicaties chronische HCV

A

nierinsufficiëntie
cryoglobulinemie (neus/handen/voeten)
porfyrie
depressie
DM
cardiovasculaire aandoeningen
maligne lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

externe signalen cirrose

A

gynaecomastie
erythema palmare
caput medusae
spider naevi
gingivale bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling levercirrose

A

LTx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe vaststellen levercirrose

A

vroeger punctie (nu niet)
transiente elastografie (fibroscan, tik tegen huid waarbij trilling door huid naar lever gaat, 3 normaal, 8 matige verlittekingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

effect antivirale therapie

A

sustained virological response (SVR) = virale eradicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

marker succesvolle antivirale therapie

A

SVR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling HCV

A

vroeger peginterferon (lichaamseigen stof) maar veel bijwerkingen als suicide

nu direct acting antivirals (DAA’s) voor 8wkn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe werken DAA’s

A

remt 1 van deze 3 enzymen
NS3-4A protease (-previr)
NS5a (-asvir)
NS5B polymerase (-buvir)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klinische relevantie/doel genezen HCV infectie

A

verbeteren levensverwachting
levergerelateerde morbiditeit (HCC) voorkomen
gezondheid-gerelateerde QALY verbeteren

17
Q
A