HC 3 #perspectieven op wicked problems Flashcards
Wat is een waardepropositie?
Waarde creëeren door een product of dienst op bepaalde wijze te leveren
Wat is de publieke sector?
Partijen die alles doen voor het publiek (overheid, gemeentes)
Wat is de private sector?
Partijen die alles doen om privé eigen zakken te vullen (bedrijven & ondernemers)
Wat is de civiele sector?
Voor de burgers -civilization- (goede doelen, NGOs)
Wat is de kracht van de publieke sector?
Kennis, geld, macht, wet- en regelgeving.
Wat is de kracht van de private sector?
Specifieke kennis, ideeën, productiekracht en geld
Wat is de kracht van de publieke sector?
Draagvlak/druk, meningen en stakeholders
Wat ontstaat er als de 3 sectoren samenwerken?
Radicale innovatie (doordat ze complementair aan elkaar zijn, ze vullen elkaar aan met hun sterktes)
Wat is reframing?
Perspectiefwissel, dit is belangrijk in multidisciplenaire teams om een slecht-gestructureerd probleem aan te pakken.
Wat voor een kritiek heeft William Dunn op de 10 kenmerken van een WP?
- Kenmerken zijn NIET goed te operationaliseren (te groot en niet testbaar)
- Er is een schaal van wickedness
- Sociale complexiteit variabel (door ethische aspecten niet meetbaar)
Wat is een super wicked problem?
Dit is een probleem dat grote proporties heeft aangenomen door complexiteit en mondiale schaal
Beleidsproblemen zijn volgens Dunn ongewenste toestanden in de samenleving. Wat zijn die beleidsproblemen?
- Kunstmatig & niet natuurlijk (problemen die door ons als samenleving gemaakt zijn maar ook gedoogd zijn, zoals woningtekort)
- Daardoor subjectief
- Beleidsproblemen zijn veranderlijk & niet constant
- Veel beleidsproblemen staan niet geïsoleerd
- Beleidsproblemen veranderen.
Wat zijn wicked problems volgens Dunn?
'’Ill-structured problems’’ - slecht gestructureerde problemen
Waarin bevindt een WP zich?
In een beleidsnetwerk, bijv: alle VN-landen hebben samen de SDGs opgesteld en daarin hetzelfde beleidsnetwerk.
Wat zijn 3 complexiteiten in de structureerbaarheid van een probleem?
- Cognitief (vermogen om kennis op te nemen)
- Normatief (normen en waarden)
- Sociaal (Wat de sociale omgeving doet)