HC. 13 farmacologie Flashcards

1
Q

Wat is polyfarmacie?

A

Dit is het gebruik van meerdere geneesmiddelen tegelijk. Dit is meestal bij oudere mensen omdat ze meer ziektebeelden hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent farmacologie?

A

Geneesmiddelenleer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is farmacon?

A

Dit is het werkzame stof in het geneesmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Farmacokinetiek

A

Dit houdt zich bezig met wat het lichaam doet met het geneesmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het proces van farmacokinetiek?

A
  • Absorptie: vanuit toedieningsplaats naar de bloedbaan
  • Distributie: De verdeling van de stof in lichaam.
  • Metabolisme: Omzetting van het geneesmiddel
  • Eliminatie: excretie van het stof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Farmacodynamiek

A

Houdt zich bezig met wat het geneesmiddel doet met het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt farmacotherapie in?

A

Dit is de behandeling van ziekten met geneesmiddelen. Het gaat om de juiste middel met de juiste dosering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het 6-STEP behandelplan?

A
  1. Probleem patiënt vaststellen
  2. Het doel van de behandeling.
  3. Behandelingsmogelijkheid.
  4. Kies een behandeling gericht op patiënt.
  5. Definitieve behandeling en info geven aan patiënt
  6. Plan maken voor controle en vervolg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stap 2: doel behandeling. Hierbij zijn een paar redenen.

A
  • causaal/curatief: ziekte wegnemen (oorzaak)
  • symptomatisch: De symptomen behandelen.
  • preventief: verergering van klacht voorkomen.
  • substitutie: een tekort aanvullen zoals insuline
  • palliatief: laatste fase van leven vergemakkelijken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is contra-indicatie?

A

Bij stap 4 wordt gekeken naar welke medicijn geschikt is. Bij contra-indicatie maakt het medicijn de situatie erger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komt de naam van een geneesmiddel tot stand?

A

Ze hebben een generieke naam (stofnaam) en een merknaam. Voor recept schrijven gebruiken we generieke naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet AVP?

A

Avp wordt gemaakt in hypothalamus en afgeven aan neurohypofyse via bloed. Hierdoor gaat AVP waterretentie doen in nieren en vasoconstrictie van kleine aderen. Hierdoor is er minder filtratie en stijgt de bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt bij diabetes insipidus?

A

Dit is gebrek aan AVP, veroorzaakt door hypothalamus of hypofyse. Als gevolg stijgt osmolariteit van vocht gaat verloren. Symptomen zijn polyurie(veel urine) en polydipsie (veel dorst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 doelorganen van insuline?

A

spier, lever en vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen diabetes mellitus type 1 en 2?

A

Type 1 wordt veroorzaakt doordat insuline-producerende cellen kapot gaan door auto-immuunziekte. Type 2 maakt insuline aan maar reageert er niet op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Metformine wordt gebruikt bij type 2. Volgens welke mechanisme werkt dit?

A
  • het vermindert gluconeogenese in lever en spieren.
  • het verhoogt gevoeligheid van insuline
  • het remt de resorptie van glucose