H9 - Grounded theory Flashcards

1
Q

Door welke figuren in de geschiedenis werd de grouned theory ontwikkelt?
+ Binnen welke stroming? + Leg uit.

A

Glaser en Strauss

Sociaal interactionisme:

  • Gericht op menselijke processen.
  • Verklaart hoe individuen hun gedrag afstemmen op die van anderen.
  • Mensen zijn actieve deelnemers ipv passieve respondenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wordt er binnen grouned theory inductief of deductief gewerkt?

A

Beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 8 kenmerken binnen datacollectie, sampling en analyse zijn noodzakelijk om van een grounded theory te spreken?

A
  • Theoretische sensitiviteit
  • Theoretical sampling
  • Coderen en categoriseren
  • Kerncategorie
  • Literatuur als databron
  • Integratie van theorie
  • Constante vergelijking
  • Theoretische memo’s en veldnotities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is theoretische sensitiviteit?

+ Welke kenmerken heeft theoretische sensitiviteit? (3)

A

Onderzoeker kan onderscheid maken tussen significante data en minder belangrijke data.

  • Ontwikkeld tijdens onderzoekstraject.
  • Weerspiegelt professionele biografie van onderzoeker.
  • Kan worden vergroot door instrumenten of strategieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer start en eindigt theoretische sampling bij grounded theory?

A
Start = gedurende de hele studie.
Einde = bij theoretische saturatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is theoretische saturatie?

A

Wanneer geen data meer gebruikt kan worden om dimensies te vinden en eigenschappen te ontwikkelen van categorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn in-vivo codes?

A

Codes bestaande uit letterlijke woorden en zinnen van deelnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de verschillende levels van codering binnen grounded theory.

A

Level 1 codering = Open codering met aanmaken van initiële codes, hierbij is lijn-per-lijn-analyse belangrijk.

Level 2 codering = Axiaal coderen waarin categorieën worden aangemaakt.

Level 3 codering = Selectief coderen waarin verbanden worden gezocht tussen categorieën en kerncategorieën worden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van een kerncategorie binnen grounded theory? (5)

A
  • Centraal element.
  • Verbindt zich met andere categorieën.
  • Komt vaak terug in data.
  • Ontwikkelt zich door identificatie, beschrijving en conceptualisatie.
  • Pas tegen einde van onderzoek volledig ontwikkeld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer stopt het proces van coderen? (3)

A
  • Geen nieuwe informatie gevonden.
  • Verbanden tussen categorieën zijn duidelijk.
  • Categorie is volledig beschreven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bedoelt men met ‘constante vergelijking’ binnen de grounded theory?

A

Er moet een constante vergelijking plaatsvinden tussen nieuw gevonden data en reeds bestaande categorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Binnen de grounded theory wordt er gebruik gemaakt van literatuur. Welke functies heeft dit? (9)

A
  • Generen van problemen en vragen
  • Eerste vragen genereren
  • Beïnvloeden van houding van onderzoeker
  • Theoretische sensitiviteit stimuleren
  • Nodig voor theoretical sampling
  • Aanvullende bron voor data.
  • Nagaan waarom literatuur eigen ideeën bevestigt of weerlegt.
  • Valideren van categorieën.
  • Vergelijken van concepten uit literatuur met concepten uit studie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen een substantiële theorie en een formele theorie?

A

Substantiële theorie = Onderzoek naar een setting of context, zeer specifiek.

Formele theorie = Onderzoek binnen verschillende settings, conceptueel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is een theorie geloofwaardig?

A

Het moet ‘verklarende power’ bevatten, dit wil zeggen een oorzakelijk verband hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn theoretische memo’s?

A

Notities waarin de onderzoeker:

  • Gedachten over onderzoeker noteert.
  • Vergelijkingen maakt van de bevindingen.
  • Voorlopige ideeën en categorieën bespreekt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de valkuilen en problemen binnen grouned theory? (3)

A
  1. Method slurring: vaak wordt er gebruik gemaakt van purposive sampling ipv. theoretical sampling
  2. Vaak worden concepten beschreven, maar wordt er geen theorie gevormd.
  3. Studie moet generaliseerbaar gemaakt worden door:
    - Theoretische sampling
    - Systematisch werken
    - Onderzoeken van bijzondere omstandigheden en discrepanties