H7 - Cultuur van romantiek & realisme Flashcards

1
Q

Academische dans

A

Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de Koninklijke Academie voor Dans. In de romantiek aangevuld met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts en duetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arts and crafts-beweging

A

Sociale beweging, tweede helft van de negentiende eeuw in Engeland. Verzet tegen de industriële revolutie en goedkope massaproducten. Vertegenwoordigers: John Ruskin en William Morris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ballet Blanc

A

Letterlijk: ‘wit ballet’. Scène, akte of compleet ballet uit de romantiek met sprookjesachtige vrouwelijke wezens die witte tuttu’a of jurken dragen. In de choreografie ligt de nadruk op het uitbeelden van gevoels- en stemmingsbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belcanto

A

Letterlijk: ‘schone zang’. Lyrische zangstijl met de nadruk op klank schoonheid en virtuositeit. Componisten: Gioacchino Rossini, Vincenzo Bellini en Giuseppe Verdi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Choreografie

A

Bewegingscompositie van een ballet of dans stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chromatiek

A

In de muziektheorie het opeenvolgend gebruik van halve toonafstanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chomo(lithografie)

A

Druktechniek uit 1837 waarmee meerkleurige afdrukken in een grote oplage kunnen worden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Daguerreotype

A

Vroege fotografische methode, die gebruik maakt van gepolijste, verzilverde koperplaten. Doordat er geen negatief wordt gebruikt, is het niet mogelijk om meerdere afdrukken te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eclectisch / eclecticisme

A

Het combineren van kenmerken van verschillende stijlen of stromingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Exotisme

A

Verwijzing naar vreemde en verre culturen in muziek, dans en beeldende kunst. Populair door het kolonialisme in de negentiende eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gesamtkunstwerk

A

Streven naar een operavorm waarin alle kunstvormen - dichtkunst, muziek, handeling en vormgeving - in volmaakte harmonie zijn verenigd, beroemd geworden door Richard Wagner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gothic revival

A

Negentiende-eeuwse stroming in de bouwkunst, geïnspireerd op de gotiek. Ook wel: neogotiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grand opéra

A

Opera genre dat word gekenmerkt door grootschaligheid, spectaculaire toneeleffecten, decors en kostuums en veeleisende zangpartijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Impressionisme

A

Stijl in de kunsten waarbij de nadruk ligt op sfeer en stemmingen. Uitgangspunt in de schilderkunst is weergeven van impressies van licht en kleur met losse verfstreken. In de muziek ligt de nadruk meer op klankkleur en timbre dan op harmonie en ritme. In de literatuur geven schrijvers steeds meer zintuiglijke indrukken, om zo stemmingen weer te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Jugendstil

A

Stroming in architectuur, vormgeving en beeldende kunst, genoemd naar het tijdschrift Die Jugend. Kent verschillende benaderingen en varianten. Overeenkomsten zijn de vloeiende en decoratieve lijnen en het gebruik van glas, giet- en smeedijzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kinetoscoop

A

Vroege filmprojector, uitgevonden in de jaren negentig van de negentiende eeuw. Populair in circussen en op kermissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leidmotief

A

Muzikaal thema in een opera dat steeds terugkeert als een bepaald personage of voorwerp op het toneel verschijnt, of wanneer bepaalde emoties en stemmingen voorbij komen

18
Q

Liederencyclus

A

Een reeks op muziek gezette gedichten of prozastukken met een centraal thema

19
Q

Melodrama

A

Oorspronkelijk een genre in het Oudgriekse theater waarbij muziek en drama werden gecombineerd. In de negentiende eeuw een populair theatergenre, eveneens met muziek en vaak met stereotype personages en voorspelbare verhaallijnen

20
Q

Neostijlen

A

Benaming voor stijlen die kenmerken van een vroegere stijl opnieuw hanteren. te onderscheiden zijn neogotiek neorenaissance neoclassicisme en neobarok

21
Q

Neoclassicisme

A

Stijl geïnspireerd op de vormen taal van de klassieke oudheid met namen in de beeldhouwkunst en de bouwkunst

22
Q

Naturalisme

A

eind negentien-eeuwse stroming in de literatuur en theater die een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid voorstaat

23
Q

Nationalisme

A

Voorliefde voor het eigen volk en de eigen staat. In de kunst worden verschillen tussen nationale stijlen benadrukt en de volksmuziek wordt verheerlijkt

24
Q

Muziekautomaat

A

mechanisch muziek instrument dat niet door een mens wordt bespeeld. Populair in de 19e eeuw onder anderente horen op kermissen als voorloper van de jukebox

25
Q

Operette

A

Luchtige muziektheatervorm met zang, dans en gesproken dialogen

26
Q

Oriëntalisme

A

Kritische benaming voor het negentiende eeuwse exotisme: een romantische weergave van de oosterse cultuur als mysterieus, sensueel en primitief als tegenhanger van het ‘rationele, beschaafde’ Westen

27
Q

Orkestbak

A

Verlaagde ruimte tussen het toneel en het publiek, waar het orkest zit. De toeschouwers kijken over de orkestbak heen. Wordt vooral gebruikt bij opera, ballet en musical.

28
Q

Pas de deux

A

Letterlijk: ‘dans voor twee’. In het academisch ballet een veelgebruikte aanduiding voor een duet. In het klassieke-romantische ballet vorm de ‘grote pas de deux’ door het solistenpaar het technisch en dramatisch hoogtepunt

29
Q

Pointillisme

A

Schilderstijl eind negentiende eeuw ontwikkeld door Georges Seurat, waarbij verfstippen ongemengd in primaire kleuren op het doek worden aangebracht

30
Q

Postimpressionisme

A

Verzamelnaam voor verschillende stijlexperimenten in de schilderkunst die voortkomen uit het impressionisme. Kenmerken: nadruk op gevoel en symbolische betekenissen, vervorming van de werkelijkheid en complementaire kleurcontrasten.

31
Q

Prima ballerina

A

Letterlijk: ‘eerste balletdanseres’. In de negentiende eeuw een term gereserveerd voor exceptioneel goede danseressen

32
Q

Programmamuziek

A

Instrumentale muziek met een buitenmuzikale inhoud, zoals een gedicht of verhaal. De inhoud bestaat meestal uit een opeenvolging van handelingen, beelden of gedachten

33
Q

Realisme

A

Eind negentiende-eeuwse stroming in beelde kunst, theater en literatuur, waarin gestreefd wordt naar een realistische weergave van de werkelijkheid in plaats van het weergeven van idealen, helden en mythische figuren.

34
Q

Spitzen

A

Balletschoenen met versterkte teenpunten, waardoor de danseres op haar tenen kan dansen

35
Q

Symbolisme

A

Stroming in de literatuur en beeldende kunst eind negentiende eeuw, waarin wordt gepoogd niet waarneembare ervaringen te symboliseren in een waarneembare vorm

36
Q

Symfonisch gedicht

A

Een in de negentiende eeuw ontwikkelde muziekcompositie, waaraan een verhaal, schilderij of gedicht ten grondslag ligt.

37
Q

Tutu

A

Balletkostuum bestaande uit een broekje met uitstaande rok van meerdere lagen tule, met een nauw aansluitend lijfje

38
Q

Vaudeville

A

Populaire vorm van theater, die eind negentiende eeuw in New York ontstaat. Voorstellingen bestaan uit verschillende acts van zangers, dansers, jongleurs, acteurs, komieken en goochelaars

39
Q

Verisme

A

Stroming in de Italiaanse opera van eind negentiende eeuw, met realistische onderwerpen over gewone mensen. Kenmerken: heftige dramatiek, extreme emoties, onvoorwaardelijke liefde versus extreem lijden.

40
Q

Wals

A

Van oorsprong Oostenrijkse draaiend met snel tempo in driekwartsmaat, met zwaar accent op de eerste tel