H7 Flashcards

1
Q

Wanneer is er een effect: (2)

A

1) Level Change
* Als het niveau van fase B hoger/lager ligt dan in fase A
* In het voorbeeld is de level change 2
* Onmiddellijk effect: Als de sprong direct is bij de overgang van de fase

2) Slope Change
* Als de slope (helling) in fase B anders is dan in fase A
* In het voorbeeld is de slope change 1.
* Als de slope (helling) in fase B anders is dan in fase A. In het voorbeeld is de slope change 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

First Order autocorrelatie (AR1)

A
  • Opeenvolgende waarnemingen zijn van elkaar afhankelijk
  • Herhaalde observaties zijn heel vaak aan elkaar gecorreleerd (afhankelijke observaties)
  • Observatie t hangt af van het tijdstip ervoor (t-1)
  • In hoeverre geobserveerde waarde op een bepaald tijdstip voor een afhangt van de geobserveerde waarde op tijdstip daarvoor
  • Als je hier niet op controleert, kan dit leiden tot onjuiste conclusies
    –> Te snel denken dat er sprake is van significant verschil
  • Yt=pY_(t−1)+e
    • p= coëfficiënt voor (eerste orde) autocorrectie
    • e= residu (error) op tijdstip t
  • Ligt tussen de 0 en 1
  • Hoe verder observaties van elkaar afliggen hoe meer de autocorrelatie afneemt (pn-1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Effectieve steekproefgrootte (n_eff)

A
  • Geeft hoeveelheid informatie in steekproef weer als aantal onafhankelijke observaties
  • Als je autocorrelatie hebt dan zijn steekproeven afhankelijk. Dan heb je meer observaties nodig, omdat effectieve steekproef lager uitvalt
  • Hoe hoger de autocorrelatie, hoe lager de effectieve steekproefgrootte
  • Als je dit niet doet wordt standaardfout kleiner en toetsingsgrootheid te groot, waardoor toets te snel significant is
  • n_eff=(n−(n−2)p)/(1+p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Assumpties analyse single case experimentele data (autocorrelatie): (3)

A

1) Constante residuele variantie en autocorrelatie over de tijd
* Geen toe- of afname
* Controleren door te plotten
* Constante residuele variantie: Punten blijven ongeveer even ver van de lijn afliggen
* Constante autocorrelatie: Hoe vaak spring je over de geschatte lijn heen, moet ongeveer even vaak zijn

2) Lineair verband in de fasen
* Geen boog of andere vorm
* Kan in ongeveer een rechte lijn door de punten trekken

3) De residuen zijn normaal verdeeld
* Residu: Verticale afstand tussen geschatte uitkomst en daadwerkelijke uitkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parameters replicated AB designs (4)

A

1) Intercept in elke A fase
2) Slope in elke A fase
3) Totale level change
4) Totale slope change

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Statische analyse:

A
  • Visuele analyse moet leiden tot beschrijving van gegevens en kan een algemeen, holistisch beeld geven. Waar nodig kan aanvullende verkennende statistische analyse van fasen worden uitgevoerd met behulp van eenvoudige methoden
  • Zorgen voor meer beknopte en gerichte test van bepaalde aspecten van de gegevenstest voor verschillende
  • Maakt trekken van conclusies over causale impact van behandeling mogelijk
  • Kan bijdragen aan beter begrip van gegevens
  • In staat kleine behandelingseffecten op te sporen
  • Statistisch significant niet hetzelfde als klinisch significant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten statistische analyse (2)

A

1) Niet-overlappende methode
* Analyse van niet-overlappende data bij een directe vergelijking van onderscheidende fases
* Niet-parametisch

2) Ranomisatietest
* Beschouwen gehele verdeling tegenover mogelijke verdelingen die gebruik maken vna randomisatie testen
* Niet-parametrisch
* Geen aannames over de aard van foutenstructuur in gegevens
* Lengte van baselines en behandelsessies worden bepaald vóór start onderzoek
* Vooraf tot in detail plannen
- Lastig om iets spontaan te onderzoeken
- Betere analysegegevens
* Flexibel: mogelijkheid om teststatistics te gebruiken die zijn afgeleid van andere samenvattende maten (mediaan/variabiliteit/trend)
* Meestal gespecialiseerde software nodig (gratis & eenvoudig te gebruiken)
* n¦r= n!/r!(n−r)!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Randomisatietesten AB-design

A
  • Vooraf besluiten:
    • Lengte onderzoek en fases bepalen
    • Onderzoekshypothese
      § Gemiddeld > gemiddeld
      § Agemiddelde-Bgemiddelde= positief
      § Kan ook met (verbrede) mediaan, maatstaf voor trens of variabiliteit
    • Minimaal aantal datapunten bereid om te accepteren
      § Minimaal 5 voor stabiele baselijn
      § Aantal punten in fasen hoeft niet identiek te zijn
  • Om zeker te zijn dat effect robuust is, dan onderzoek repliceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Randomisatietesten voor ABAB-design

A
  • Punten waarover beslissingen over veranderen van fase:
    • Overgang tussen baseline en eerste interventieperiode
    • Overgang eerste interventie naar tweede baseline
    • Overgang tweede baseline naar tweede behandeling
  • Test statistic (T)=
    • T Gemiddelde: ((A1gemiddelde+A2gemiddelde)/2) −((B1gemiddelde+B2gemiddelde)/2)
    • Ook mogelijk met andere maatstaven
  • Kenmerken
    • Hoe complexer het ontwerp, hoe beter de kracht van de test
    • Alle gegevens worden gebruikt voor omnibustest. Beter dan niet-overlapmethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Randomisatie voor multiple baseline designs

A
  • Beschouwen als reek gerepliceerde AB onderzoeken
  • Drie algemene opties:
    • Tussen personen (between subject)
    • Binnen personen voor verschillend gedrag (within-subject)
    • Binnen personen voor zelfde gedrag in verschillende contexten (within-subject)
  • Aantal mogelijke startpunten: kN
    • k: mogelijke startpunten
    • N: Aantal eenheden (n!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Randomisatietest voor ontwerpen alterating treatments designs

A
  • Algemene vormen
    • Baseline fase voor verschillende behandelingen worden geïntroduceerd
    • Zonder baseling
  • Focus van de analyse op de fase waarin de behandelingen elkaar mogen afwisselen
  • Geen randomisatietest voor ontwikkeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Randomisatietests

A
  • Random bepalen wanneer fasen wisselen
  • Kiezen wanneer je overgaat van ene fase naar andere fase (random bepalen)
  • Kijken in welke mate gevonden verschil tussen fasen groter is t.o.v. alternatieven met andere mogelijke overgangen
  • Vereist mogelijkheid om fasen te manipuleren op gewenst tijdstip
  • Vereist relatief snel effect
  • Aantal mogelijke alternatieven met AB-design is vaak relatief klein
    • Weinig overgangen, waardoor je nooit hele kleine P-waarde kan hebben, waardoor je nulhypothese niet kan verwerpen
    • Veel groter bij ABAB-design/multiple baseline design/alternating treatment design
    • ABAB-design: heeft 3 overgangen, dus veel meer mogelijkheden
    • Multiple baseline: Meerdere subjecten/uitkomstmaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly