H6 sociaal gedrag Flashcards

1
Q

wat is gedrag?

A

een gevolg van de wisselwerking tussen de persoon en zijn omgeving en de betekenis die hij eraan geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de beïnvloedende factoren van gedrag?

A

interne en externe factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sociaal gedrag?

A

gedrag dat betrekking heeft op andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is prosociaal gedrag?

A

gedrag dat erop gericht is om andere te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de beïnvloedende factoren van prosociaal gedrag?

A
  • bystander effect: het fenomeen
    dat stelt dat hoe meer mensen
    aanwezig zijn, hoe minder ze
    geneigd zijn om een persoon te
    helpen
  • omgekeerd bystander effect: als
    er een levensgevaarlijke situatie is
    en de omstanders kunnen
    communiceren zorgt dat voor
    meer hulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn motieven van prosociaal gedrag?

A
  • sociale uitwisselingstheorie:
    opvatting die stelt dat mensen
    elkaar helpen uit eigenbelang, in
    situaties waarin de baten van
    helpen groter zijn dan de kosten
    ervan
  • altruïsme: gedrag waarbij je een
    ander belangeloos helpt
  • empathie-altruïsmehypothese:
    opvatting die stelt dat we
    anderen helpen omdat we
    empathie voelen voor de persoon
    die geholpen moet worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is antisociaal gedrag?

A

gedrag waarbij je andere niet helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke onderdelen zijn er bij antisociaal gedrag?

A
  • cognitieve onderdeel: opinies,
    zoals stereotypen
  • affectieve onderdeel: gevoelens,
    zoals vooroordelen
  • conatieve onderdeel:
    gedragscomponent, de manier
    waarop iemand een ander
    behandelt, zoals discriminatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is discriminatie?

A

een negatieve handeling tegenover iemand wegens zijn of haar lidmaatschap van een bepaalde groep, die voorkomt uit bepaalde vooroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is seksisme?

A

uitgesloten worden vanwege je geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is racisme?

A

gediscrimineerd worden op basis van afkomst, huidskleur, nationaliteit of ras

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat wordt er gedaan als racisme plaats vind?

A

het wordt maatschappelijk veroordeelt –> antiracismewet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is racisme aangeleerd gedrag?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de contacttheorie?

A

opvatting die stelt dat contact tussen groepen er onder bepaalde voorwaarden voor zorgt dat vooroordelen en discriminatie verdwijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aan welke voorwaarden moeten groepen voldoen om de contacttheorie toe te passen?

A
  • gelijke status: de groepen moeten
    dezelfde status hebben
  • gemeenschappelijk doel: de
    groepen hebben elkaar nodig om
    een doel te bereiken
  • samenwerking: de groepen
    werken samen aan hetzelfde doel
    zonder competitie
  • maatschappelijke steun: de
    groepen moeten gesteund
    worden door een autoriteit die
    hen stimuleert om onderlinge
    contacten aan te gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn sociale normen?

A

ongeschreven regels over de manier waarop de groepsleden zich moeten gedragen

17
Q

wat moet je doen als je bij een nieuwe groep aansluit?

A

je moet uitzoeken wat de sociale normen zijn

18
Q

op welke manieren kan je de sociale normen uitzoeken?

A
  • je let op de uniformiteit van
    bepaalde gedragingen
  • je let op de negatieve
    consequenties van het
    overtreden van een sociale norm
19
Q

wat is het kameleoneffect?

A

de neiging om onbewust mensen na te bootsen met wie we in contact staan

20
Q

wat is conformisme?

A

de neiging om zicht te schikken naar het gedrag en de opvattingen die in een groep heersen, met als doel aanvaart te worden door die groep

21
Q

wat zijn de redenen dat mensen aan conformisme doen?

A
  • mensen conformeren zich aan de
    regels zonder erbij stil te staan
  • mensen kiezen bewust en
    vrijwillig voor om zicht te
    conformeren. ze houden zich aan
    bepaalde normen omdat ze het
    leuk vinden
  • mensen zijn bang voor mogelijke
    sancties van de groep als ze zich
    niet aanpassen
  • mensen willen aardig gevonden
    worden
22
Q

wat is er vaak als je bij een groep komt?

A

groepsdruk

23
Q

wat is groepsdruk?

A

een van de sterkste sociale krachten

24
Q

welke soort groepsdruk is er bij conformisme?

A

impliciete groepsdruk: niet uitdrukkelijk gezegd

25
Q

wat is gehoorzaamheid?

A

het principe waarbij we ons gedrag aanpassen als gevolg van een bevel van een autoriteit of een gedragsdrager

26
Q

welke soort groepsdruk is er bij gehoorzaamheid?

A

expliciete groepsdruk: uitdrukkelijk gezegd

27
Q

wat is macht?

A

de mogelijkheid hebben mensen gedrag te doen opstellen, desnoods tegen hun zin

28
Q

wat zijn kenmerken van iemand met macht?

A
  • stelt het eigenbelang meer
    voorop
  • gedraagt zich egocentrischer
  • durft meer vrijheden te
    permitteren
  • neemt sneller risico’s
  • verliest de voeling met andere
  • minder empathisch
  • reageert impulsiever
29
Q

wat zijn influencers?

A

personen die op sociale media heel wat volgers hebben