H5 sociale cognitite Flashcards
wat is sociale cognitie?
waarneming, interpretatie en beoordelen van eigen en andermans gedrag
wat is het waarnemingsproces?
- een prikkel uit de omgeving
wordt opgevangen door een
zintuig - zintuigen sturen informatie over
de prikkel naar de thalamus - de thalamus stuurt de info door
naar specifieke hersendelen in de
cortex die aan een zintuig
verbonden zijn. daar wordt de
prikkel verwerkt
door wat word de eerste indruk bepaald?
door de uiterlijke kenmerken:
- fysieke kenmerken
- verbale, non-verbale en sub
verbale taal
- gedrag
aan wat worden bepaalde kenmerken gekoppeld?
cognitieve schema’s
wat is een cognitief schema?
mentale voorstelling met informatie die samenhoort
wat is de impliciete persoonlijkheidstheorie?
geheel van gelegde verbanden tussen uiterlijke en innerlijke eigenschappen van mensen
wat is het primacy effect?
mechanische waardoor de eerste kenmerken die je opmerkt bij een persoon een grote invloed hebben op het algemeen beeld
wat zijn de 2 mogelijke verklaringen voor het primacy effect?
- als het eerste beeld van iemand gevormd is, verslapt de aandacht voor verdere informatie
- nieuwe informatie wordt geïnterpreteerd op basis van wat al geweten is; als iemand als ‘goed’ wordt beschouwt wordt kalm als rustig gezien. als iemand als ‘slecht’ wordt beschouwt dan wordt kalm als harteloos gezien
wat is een centraal kenmerk?
kenmerk dat een grote rol speelt bij de beeldvorming over een persoon dan andere kenmerken
geef een voorbeeld van een centraal kenmerk
eerlijkheid weegt meer door dan linkshandig
wat zijn de 2 centrale kenmerken waar mensen heel snel op worden ingeschat?
warmte en competentie
wat is het halo-effect?
neiging om een persoon positief te beoordelen op basis van een positieve eigenschap
wat is het horn-effect?
neiging om een persoon negatief te beoordelen op basis van een negatieve eigenschap
wat is het negativiteitseffect?
neiging om de klemtoon te leggen op negatieve informatie bij de beoordeling van een persoon
wat is causale attributie?
het zoeken naar de oorzaken van gedrag
welke soorten attributie zijn er?
interne en externe attributie
wat is interne attributie?
veronderstelt dat de oorzaak in de persoon zelf te zoeken is
wat is externe attributie?
veronderstelt dat het gedrag veroorzaakt is door de omgeving of door toeval
welke attributiefouten zijn er?
- fundamentele attributiefout
- self-serving bias
- actor-observatoreffect
wat is fundamentele attributiefout?
neiging tot voorkeur voor interne attributie bij het beoordelen van het gedrag bij een persoon
wat is het tweestappenmodel?
mensen zijn geneigd om eerst een interne attributie te maken. in de 2de fase bestuderen ze de situatie grondiger en komen ze misschien tot een andere mening
wat is self-serving bias?
neiging om eigen succes toe te schrijven aan interne factoren en mislukkelingen aan externe factoren
wanneer komt self-serving bias voor?
als mensen hun eigen gedrag beoordelen
hoe werkt de self-serving bias bij mensen met een laag zelfbeeld?
mensen met een laag zelfbeeld gaan het omgekeerde doen
wat is actor-observatoreffect?
neiging om het gedrag van andere vooral te verklaren door persoonsgebonden kenmerken en het eigen gedrag door de situatie
wanneer komt het actor-observatoreffect vooral voor?
bij negatief gedrag
wat is sociale categorisering?
groepsindeling op basis van bepaalde kenmerken
wat is de ingroup?
een groep van mensen waarmee we ons identificeren
wat is een outgroup?
een groep van mensen waarmee we ons niet identificeren
wat is ingroupfavoritisme?
neiging om te denken dat leden van een ingroup beter zijn dan leden van de outgroup
wat is outgrouphomogenitiet?
neiging om te denken dat leden van een outgroup goed op elkaar lijken
wat is een stereotype?
een simplistische opvatting, waarbij en categorie personen met bepaalde eigenschappen geassocieerd worden
wat kunnen stereotypen zijn?
positief of negatief
wat heeft de impliciete associatietest aangetoond?
dat stereotypen bij iedereen aanwezig zijn
hoe heeft de impliciete associatietest dat aangetoond?
de impliciete associatietest meet de reactiesnelheid op prikkels –> mensen associëren positieve woorden sneller met de ingroup en negatieve woorden met de outgroup
wat is een vooroordeel?
de negatieve houding of het negatieve gevoel tegenover iemand, omdat die tot een bepaalde groep behoort
op basis van wat worden groepen beoordeelt?
de 2 centrale kenmerken warmte en competentie
welke kader kun je maken op basis van deze centrale kenmerken?
- hoge warmte, lage competentie:
medelijden - lage warmte, lage competentie:
minachting - hoge warmte, hoge competentie:
bewondering - lage warmte, hoge competentie:
afgunst
hoe ontstaan vooroordelen?
- groepsprocessen: de indeling van
mensen in ingroups en outgroups
leidt tot ingroupfavoritisme en zo
tot het bevoordelen van de eigen
groep - sociale leerprocessen: van kinds
af aan leren we stereotypen en
vooroordelen via allerlei
omgevingsinvloeden - bedreiging van het zelfbeeld:
neerkijken op een andere groep
leidt tot een hogeren
zelfwaardering. mensen met een
laag zelfbeeld kunnen
vooroordelen gebruiken als een
manier om zichzelf hoger in te
schatten - persoonlijkheid: sommige
mensen hebben
persoonlijkheidskenmerken die
de kans op vooroordelen
vergroten. mensen met een hoge
openheid voor ervaringen blijken
minder bevooroordelend
welke kenmerken komen vaak voor bij mensen met sterke vooroordelen?
- autoritarisme: belang hechten
aan traditionele waarden,
gehoorzaamheid aan leiders en
een negatieve kijk op wie buiten
de normen valt - sociale dominantie: openstaan
voor ongelijkheid, bepaalde
groepen beter of belangrijker
vinden dan anderen
wat is subcategorisering?
personen die niet in het stereotypen passen, in te delen in een nieuwe subcategorie
wat is confirmation bias?
neiging om vooral aandacht te hebben voor informatie die een mening bevestigt
wat is self-fulfilling prophecy?
voorspelling die zichzelf waarmaakt omdat het eigen gedrag aan de voorspelling wordt aangepast