H.5 Verschillende gezinstypes Flashcards

1
Q

Stoornis

A

Een functietekort of -verlies, het is onveranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beperking

A

Wanneer de stoornis belemmering brengt in het gedrag of activiteiten (stoornis is niet altijd een beperking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Handicap

A

Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem. Pas wanneer je belemmert wordt in het opnemen van een rol in de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stigmatisering

A

?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Segregatie

A

Personen met handicap leven samen in gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Integratie

A

Personen mogen meedoen als ze zich kunnen aanpassen. Bestaande structuren passen zich niet of weinig aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inclusie

A

Recht op volwaardige deelname aan de samenleving op gelijke voet met andere burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is family-centered model

A

De behoeften en de wensen van het gezin staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De 4 punten van family-centered model

A
  1. Vraaggestuurd werken
  2. Empowerment
  3. Sociaal netwerk
  4. Volwaardig partnerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fases van verwerkingsproces

A
  • Fase van ontwetendheid
  • Fase van onzekerheid of vermoeden
  • Diagnosestelling (emotionele schok)
  • Fase van verwerking/rouw
  • Fase van aanvaarding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 4 belangrijke taken bij rouw?

A
  1. De werkelijkheid onder ogen zien
  2. Het ervaren van de pijn van het verdriet
  3. Het aanpassen van de wereld met het kind met een beperking
  4. Opnieuw van het leven leren houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ouders met een kind met beperking, hun ouderschap staat onder druk. Ze hebben last van twee soorten belasting, objectieve en subjectieve.
Beschrijf wat objectieve belasting inhoudt.

A

De feitelijke belastende/verzwarende factoren in de opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subjectieve belasting

A

De belasting zoals ervaren door de ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de positieve invloed van het leven met een kind met een beperking?

A
  • Meer tolerant
  • Meer betrokken
  • Betere ouders
  • Meer hecht gezin
  • Meer filosofisch of spiritueel in het leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Scheiding

A

De beeindiging van een relatie tussen twee samenlevende partners.
Kan huwelijk, samenwonend of geregistreerd partnerschap zijn.
‘Echtscheiding’ is ontbinding huwelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet een scheiding eruit in 1995, in het wettelijke en juridische kader?

A

Gedeeld ouderlijk gezag, beide ouders verantwoordelijk.

Ouderschap stopt niet bij scheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Scheiding 2006

A

Verblijfsco-ouderschap.

Er moet een verblijfsregeling zijn. Voldoende en blijvend contact met beide ouders.

18
Q

Scheiding 2007

A

Snellere, meer vreedzame en schuldloze echtscheidingen. Het ‘recht op echtscheiding’ staat centraal.

19
Q

Verblijfsco-ouderschap, welke hoge eisen stelt dit van de ouders?

A
  • Goede communicatie
  • Geen machtsstrijd
  • Eensgezindheid omtrent takenverdeling
  • Vertrouwen in elkaar als opvoeder
20
Q

Voorstel tot ouderschapsplan

A

Kader dat ouders meer beweegt tot het maken van heldere en duidelijke afspraken rond gezag, verblijf, kosten, zorg- en opvoedingstaken…

21
Q

Maakt het uit voor de kinderen welke type regeling er is?

A

Nee, voor welbevinden kinderen maakt geen verschil. Wel moeten idee hebben dat ze op alletwee kunnen rekenen.

22
Q

Welke type regeling is beste voor ouders welbevinden?

A

Co-ouderschap, hogere kwaliteit van leven

23
Q

Wat zijn mogelijke positieve gevolgen voor kinderen bij scheiding?

A
  • Verhoogde zelfstandigheid

- Verhoogde weerbaarheid

24
Q

Wat zijn risicofactoren bij een scheiding?

A
  • Ernstige en langdurige ouderlijke conflicten
  • Instabiele inwonende ouder(s)
  • Slechte band
  • Bijkomende veranderingen
  • Financiele problemen
25
Q

Wat zijn beschermende factoren bij een scheiding?

A
  • Goed functionerende thuiswonende ouder
  • Stabiele ph ouder
  • Zo weinig mogelijk confrontatie
  • Alimentatie
  • Autoritatief ouderschap
  • Sociale steun
26
Q

De verwerking van de scheiding volgens Piaget.

A
  • Pre-operationele fase (2-7j)
  • Concrete operaties (6/7-12j)
  • Abstract denken (+12j)
27
Q

Pre-operationele fase (Piaget, verwerking van scheiding)

A
  • 2 tot 7 jaar
  • Egocentrische fase, moeite om zich te verplaatsen in anderen
  • Complexe problemen nog niet bevatten
  • Denken dat jou fout is
  • Interpreteren als persoonlijke afwijzing
  • Valt vooral terug op fantasie en magisch denken
28
Q

Concrete operaties (Piaget, verwerking van scheiding)

A
  • 6/7-12 jaar
  • Begrijpt wat scheiding is, maar emotioneel moeilijk verwerken
  • Maakt zorgen over ouders en probeert ouders tevreden te stellen (parentificatie)
29
Q

Abstract denken (Piaget, verwerking van scheiding)

A
  • +12 jaar
  • Emotionele verwarring: schaamte, boos, onzeker
  • Zoekt elders steun
  • Kiest sneller partij
  • mogelijk verlies van ontzag en respect voor ouders
30
Q

Gespleten loyaliteit heeft impact op…

A
  • Algemeen gevoel van welbevinden
  • Zelfbeeld
  • Mate van agressieve, depressieve gevoelens en angstgevoelens
31
Q

Hoe het kind ondersteunen?

A

Het kind betrekken in de echtscheiding.

  • Veerkracht
  • Begrijpen waarom
  • Rekening houden met kind (kinderen willen gehoord worden)
  • Zet kind niet klem
  • Loyaliteitsconflicten (preventie)
32
Q

Hoe loyaliteitsconflicten voorkomen?

A
  • Geef kind ruimte om van andere ouder te houden
  • Niet negatief praten over ander ouder
  • Maak duidelijk scheiding definitief
  • Geschikte vorm om info uit te wisselen over kind naar andere ouder
33
Q

Een nieuw-samengesteld gezin (NSG)

A

Een gezin waarbij de biologische band tussen minstens één partner en zijn of haar kinderen voorafgaat aan de band tussen de twee partners

34
Q

Simpel samengesteld gezin

A

Slechts 1 van de twee partners heeft kinderen

35
Q

Complex samengesteld gezin

A

Beide partners brengen kids binnen in het gezinssysteem

36
Q

Neotraditioneel samengesteld gezin

A

Gezin dat zijn tijd neemt en dat heel rustig aan ingroeit naar een nieuwe gezinscultuur en gezinsidentiteit

37
Q

Matriarchale samengesteld gezin

A

Gezin waarbij de nieuwe partner niet de verantwoordelijkheid draagt voor het gezin

38
Q

Romantisch samengestelde gezin

A

Gezin die heel snel willen dat alles in harmonie verloopt en gaan moeilijkheden negeren (meeste kans op uit elkaar vallen)

39
Q

Stiefouder kenmerken

A
  • Wettelijk geen erkenning
  • Geen ouderlijk gezag
  • Wel bezoekrecht na een breuk (o.b.v. bijzondere affectieve band)
40
Q

Wat zijn beschermende factoren bij een NSG?

A
  • Steun, warm affectief klimaat
  • Aandacht voor verlieservaringen
  • Brussen
  • Autoratieve opvoedingsstijl