H.5 Fysieke ontwikkeling Flashcards

1
Q

neuronen

A

basiscel van zenuwstelsel. beschermt door myeline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neurotransmitters

A

stof die het mogelijk maakt neuronen met elkaar te laten communiceren in de synapsen (ruimtes tussen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

snoeien van synapsen

A

neuronen en zenuwbindingen die niet worden gebruikt, worden geëlimineerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hersenschors (cortex)

A

de buitenste laag van de hersenen, waarbinnen zich alle celkernen bevinden.
Schedel beschermt de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

shaken baby syndroom (+gevolgen)

A

zeer ernstig letsel bij een baby die hardhandig door elkaar is geschud (vaak vanuit woede, onmacht, frustratie). Gevolgen: blindheid, gehoorverlies, spraakstoornissen, beschadiging van bloedvaten, zenuwen en hersenen, leerproblemen, gedragsstoornissen, dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plasticiteit van hersenen

A

de mate waarin een zich ontwikkeld gedragspatroon of een fysieke structuur veranderbaar is, vooral als gevolg van ervaringen. Het grootst in je eerste paar levensjaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lichaamsritmen

A

herhalende, cyclische gedragspatronen. zoals slapen naar waken, ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gedragstoestand

A

de mate van bewustzijn van interne en externe stimulatie. Alertheid, huilen, agitatie, verschillende stadia van slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wiegendood/ Sudden Infant Death Syndrome (SIDS)

A

het plots en onverwacht overlijden van een baby, die ogenschijnlijk gezond was en bij wie geen lichamelijke afwijking kon worden vastgesteld die het overlijden zou verklaren. Ze overlijden in hun slaap, doordat hun normale ademhalingspatroon word onderbroken en ze langzaam uiteindelijk stoppen met ademhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sudden Unexpected Infant Death (SUID)

A

plotselinge onverwachte kindersterfte bij kinderen jonger dan 1 jaar, zonder directe duidelijke oorzaak. (bijv. wiegendood, onopzettelijke verstikking of wurging tijdens slaap).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reflexen

A

niet aangeleerde gestructureerde onvrijwillige responsen die automatisch optreden in de aanwezigheid van bepaalde stimuli. Automatische reacties op bepaalde prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zoekreflex

A

Neiging om hoofd in de richting te draaien van dingen die de wang raken. voor inname voedsel. verdwijnt na 3 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stapreflex

A

Beweging van de benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden en zijn voeten de grond raken. voor onafhankelijk voortbewegen. verdwijnt na 2 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zwemreflex

A

Neiging om zwembewegingen te maken met de armen en de benen als de baby met zijn gezicht naar beneden in water ligt. vermijding van gevaar. verdwijnt na 4-6 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

moro-reflex

A

Spreiding van armen, waarbij deze zich ergens aan vast lijken te willen klampen als de ondersteuning voor de nek en het hoofd plotseling verdwijnt. bescherming tegen vallen. verdwijnt na 6 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

babinski-reflex

A

Spreiding van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet. verdwijnt na 8-12 maanden.

17
Q

schrikreflex

A

Spreiding van armen en vingers en overstrekking van de rug in reactie op een plotseling geluid. bescherming. blijft in andere vorm.

18
Q

knipperreflex

A

Snelle uitsluiting en opening van de ogen bij blootstelling aan direct licht. bescherming netvlies. blijft.

19
Q

zuigreflex

A

Neiging om te zuigen aan dingen die de lippen raken. inname voedsel. blijft.

20
Q

kokhalsreflex

A

Vrijmaking van de keel door hoesten, pruttelen en/of uitspugen als er iets hards in de mond komt. voorkomen van stikken. blijft.

21
Q

grove motoriek

A

fysieke ontwikkeling waarbij je je hele lichaam gebruikt.

22
Q

fijne motoriek

A

fysieke ontwikkeling waarbij je een deel van je lichaam gebruikt.