H5 Flashcards

1
Q

Wat is aandacht?

A

Hoe goed personen zich op een informatiebron kunnen concentreren en afleiders kunnen negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is controle?

A

Hoe goed personen zich op een bepaalde TAAK kunnen richten en zo nodig van de ene naar de andere taak overgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is bewustzijn?

A

Hoe bewust ben je je van alle informatie die je verwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat ontdekte Titchener?

A

Selectieve aandacht: proces waarbij één boodschap geselecteerd wordt voor bewuste verwerking, rest onderdrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen we selectieve aandacht onderzoeken?

A
  1. Posner cueing paradigm (cues voor target)
  2. Dichotische luistertaak (in beide oren wat anders horen –> aandacht selectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het cueing effect?

A

Cue (</>) geeft aan waar target wss komt –> bij valide aan die kant, bij invalide andere kant.
Invalid RTs- Valid RTs.
Laat zien dat aandacht gericht kan worden op locatie waar de target wss komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat ontdekte Cherry?

A

Cocktailparty fenomeen: Mensen kunnen gesprek voeren zonder in de war te raken door andere gesprekken op de achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de modellen voor selectieve aandacht?

A
  • Theorie met vroege selectie
  • Theorie met late selectie
  • Attenuatietheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de theorie met vroege selectie en wie heeft dit bedacht?

A

(Broadbent, 1958):
Tussen gewaarwording en KTG is een filter dat bepaalt of iets wel of niet verwerkt moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de theorie met late selectie?

A

Alle info wordt onbewust waargenomen en op later niveau weg gefilterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de attenuatietheorie en wie heeft dit bedacht?

A

(Treisman, 1960):
Filter blokkeert niet volledig maar verzwakt de signalen.
Hoe meer aandacht voor ene stimulus, hoe minder er overblijft voor de ander.
Visuele informatie is beter te onderdrukken dan Auditieve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat onderzocht Neisser?

A

Zoektocht naar één kenmerk gaat snel en automatisch (K tussen C, O, Q), maar zoektocht naar een conjunctie van kenmerken gaat trager en kost selectieve aandacht (K tussen Z, W, X).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat ontdekten Treisman & Gelade?

A

Feature Integration Theory (FIT; kenmerk integratie theorie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de Feature Integration Theory (FIT) in?

A

Visuele perceptie verloopt in twee stadia:
1. Kenmerk detectie
2. Kenmerk integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is kenmerk detectie?

A

Voor verschillende kenmerken (kleur, beweging) wordt een ‘mentale kaart’ van het visuele veld opgesteld.
–> Is pre-attentief (= automatisch en parallel over gehele visuele veld, pop-out effect).
Levert een plek op die saillant is waar aandacht (fixatie) naar toe gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is kenmerk integratie?

A

Integreren van verschillende kenmerken tot één geheel.
–> Vraagt selectieve aandacht (=serieel proces, ene voorwerp verwerkt na het andere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het pop-out effect?

A

Als een stimulus van alle andere stimuli verschilt op 1 kenmerk dan zal die stimulus uit het display springen, ongeacht waar het zich bevindt (rode S tussen zwarte S-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gaat het richten van aandacht automatisch of kun je dit zelf sturen?

A

Bottom-up controle: Exogene aandacht (automatisch)
Top-down controle: Endogene aandacht (vrijwillig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat ontdekten Friesen & Kingstone?

A

Kijkrichting van mensen is ook bottom-up/exogene cue: je kijkt automatisch daarheen waar mensen ook naar kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat ontdekte Theeuwes?

A

Exogene stimuli (bottom-up) hebben voorrang op endogene (top-down) invloeden (rode cirkel zie je eerder dan groene ruit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat ontdekten Egly et al?

A

Selectieve aandacht kan plaatsgebonden zijn maar ook voorwerpgebonden sneller in zelfde rechtshoek dan ernaast in ander rechthoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is negatieve Priming?

A

Inhibitie van ‘niet-aandacht’-stimulus zorgt ervoor dat deze later slechter wordt verwerkt.
Als paddenstoel eerst is onderdrukt duurt langer om te zeggen.

23
Q

Wat is terugkeerinhibitie?

A

Snyder & Kingstone: onthouden/inhiberen waar je ogen al geweest zijn (tot 5 plaatsen terug!)

24
Q

Wat is change blindness?

A

Door selectieve aandacht ben je soms blind voor veranderingen elders.

25
Q

Wat is hemineglect?

A

Geen aandacht aan stimuli uit de ene helft van de omgeving. Vaak schade aan pariëtale lob in rechter hemisfeer.

26
Q

Wat is cognitieve controle?

A

Geheel van processen (executieve functies) die ervoor zorgen dat ons gedrag gericht is op een bepaald doel en eventueel kan schakelen als het nodig is. Frontale cortex.

27
Q

Wat zijn executieve functies?

A
  • Doel activeren en geactiveerd houden
  • Juiste informatie en acties selecteren om doel te bereiken
  • Onderdrukken van irrelevante informatie en acties
  • Rekening houden met specifieke omstandigheden waarin taak uitgevoerd moet worden
  • Fout detectie en correctie
28
Q

Wat zijn taakwisselkosten?

A

Gedragsparameters voor het activeren van nieuwe taak en het onderdrukken van de vorige taak. (bv moedertaal en 2e taal –> Meuter & Allport )

29
Q

Wat zijn dubbeltaken?

A

Testen verdeelde aandacht (vergt cognitieve controle). Prestatie op ene taak wordt beïnvloed door de andere taak.
–> Bv met ene hand cirkel met andere vierkant –> videogames positief effect

30
Q

Wat is het verschil tussen gecontroleerde en automatische processen?

A
  • Gecontroleerde processen: Bewust, traag, vergt mentale inspanning, gemakkelijk onderbroken.
  • Automatische processen: Onbewust, snel, zonder aandacht.
31
Q

Hoe zag Logan de overgang van gecontroleerde naar automatische processen?

A

Alle ervaringen opslaan in geheugen, hoe meer ervaringen hoe makkelijker/sneller oproepen/gebruiken.

32
Q

Hoe zagen Norman & Shallice de overgang van gecontroleerde naar automatische processen?

A

Schema’s voor veel voorkomende taken (–> automatische stereotiepe uitvoering van taken) die ondertussen wel worden gemonitord door controle proces.

33
Q

Hoe zagen Oberauer & Kliegl de overgang van gecontroleerde naar automatische processen?

A

Dubbeltaken worden minder moeilijk als er meer training is, dan worden ze automatisch.

34
Q

Welke hersengebieden zijn actief bij inhibitie van automatische processen?

A
  • Dorso-lateral prefrontal cortex (DLPFC: executief functioneren)
  • Anterior Cingulate Cortex (ACC: fout detectie en conflict monitoren)
35
Q

Wat is de stroop-taak?

A

Benoem de kleur van het woord en niet de woorden oplezen.

36
Q

Wat ontdekten Augustinova et al?

A

Strooptaak werkt ook bij dingen die een bepaalde kleur hebben, de woorden in een andere kleur laten zien.

37
Q

Wat is de simontaak?

A

Reageren op kleur (blauw/links en groen/rechts). Mensen reageren automatisch met rechterhand op een stimulus aan de rechterkant (congruente vs. incongruente trials).

38
Q

Wat is de flankeertaak?

A

Centrale stimulus die geflankeerd wordt door afleiders ((in)congruent)

39
Q

Wat ontdekten Van den Hurk et al?

A

Kleiner congruentie-effect (betere cognitieve controle/onderdrukking van automatische processen) bij mensen die veel aan mindfulness-training doen.

40
Q

Wat is het Stop-signaal paradigma?

A

Bij bepaald signaal moet ppn actie uitvoeren, maar deze moet worden geïnhibeerd bij een ‘stop’-signaal (–> bij korte tijd tussen signaal-stop is dit makkelijker dan bij langere tijd).

41
Q

Wat ontdekten Botvinick et al?

A

Bij nieuwe taken/gelijktijdige activatie van meerdere tegenstrijdige responsen: Conflict monitoring systeem in de ACC (Anterior Cingulate Cortex). Gebied is actief als er een fout wordt gemaakt (“Shit-response”) en bij goede responsen die veel onderdrukking vergden van de automatische respons.

42
Q

Bij wie komt ADHD het meeste voor?

A
  • 5% bij kinderen van 4-12 jaar
  • 2-4 keer meer bij jongens
  • 1/3 ook bij volwassenen
  • 30% ook ouder met ADHD
43
Q

Wat gaat er mis bij ADHD?

A

Niet teveel aan energie –> tekort aan controle over de signalen die op hen afkomen (beter met Ritalin).
Mogelijk is dat bij ADHD het Default Mode Network (DMN) niet goed wordt onderdrukt tijdens taak.

44
Q

Hoe werkt RItalin bij ADHD?

A

Opwekkend middel –> door energieniveau verhogen kunnen ze selectiever worden in de stimuli waarop ze reageren.

45
Q

Wat is bewustzijn?

A

Subjectieve ervaring van interne en externe stimuli op basis waarvan het handelen wordt gestuurd (=vrije wil).

46
Q

Wat is evidentie voor onbewuste informatieverwerking?

A
  1. Subliminale perceptie
  2. Onbewuste semantische priming
  3. Blindsight patiënten (V1)
  4. Split brain patiënten (corpus callosum)
47
Q

Wat is subliminale perceptie?

A

Perceptie onder de drempel van het bewustzijn (limen = drempel).

48
Q

Wat onderzochten Kunst-Wilson & Zajonc?

A

Veelhoeken subliminaal (1 ms), ‘Welke heb je al eerder gezien?’ en ‘Welke zie je het liefst?’ –> onbewuste perceptie beïnvloedt je gedrag

49
Q

Wat onderzochten Murphy & Zajonc?

A

Emoties 4 ms en daarna Chinese karakters, ‘Hoe mooi vind je ‘t teken?’, positiever als voorafgegaan door subliminaal blij gezicht.

50
Q

Wat is onbewuste semantische priming?

A

Marcel: Niet identificeerbare semantische prime (bv STOEL) gevolgd door lexicale beslissingstaak (bestaand of niet bestaand woord, bv tafel).

51
Q

Wat zijn Blindsight patiënten?

A

Beschadiging V1, geen bewuste visuele waarneming (hemianopsie), maar gissen wel correct.

52
Q

Wat zijn Split brain patiënten (corpus callosum)?

A

Bij patiënten met ernstige vorm van epilepsie soms corpus callosum doorgesneden –> epileptische aanval beperkt tot 50%.
De linker en recht helft werken dan (quasi) onafhankelijk (Sperry et al; Gazzaniga).

53
Q
A