H4 Woordjes Woordenschat Flashcards

1
Q

Ruimtelijke ordening

A

Het inrichten van de beperkte ruimte die er is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Planologen

A

Mensen die beroepsmatig voorstellen doen en plannen maken voor de inrichting van ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bestemmingsplannen

A

Ontwerpen waarin vastgelegd is wat er met bepaalde gebieden of ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Multifunctionele

A

Met meerdere of vele functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mobiliteit

A

Beweegelijkheid;mogelijkheid om je zelf te verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Katalysator

A

Iets wat een bepaald proces aanjaagd of bevordert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Urbanisatie

A

Verstedelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Periferie

A

Buitenste delen van een gebied;rand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Demografische

A

Wat de bevolkingsamenstelling betreft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transitie

A

Overgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schaalvergroting

A

Verschijnsel dat alles op een veel grotere schaal plaats vindt, zoals in de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Areaal

A

Oppervlakte die bebouwd is met gewassen of huizen en dergelijke; gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Teloorgang

A

Ondergang verval verdwijning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lokale

A

Plaatselijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een vicieuze cirkel

A

Noodlottige kringloop van oorzaak en gevolg; proces waarvan het resultaat steeds weer hetzelfde proces in gang zeg of houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Faciliteiten

A

Voorzieningen

17
Q

Allerhande

A

Velerei

18
Q

Faciliteren

A

Geld of middelen beschikbaar stellen; door bepaalde maatregelen makkelijker maken

19
Q

Hypotheekrenteaftrek

A

Fiscale mogelijkheid om de rente die je betaalt voor een lening op een huis, in mindering te brengen op je inkomen

20
Q

Revitaliseren

A

Nieuw leven inblazen

21
Q

Weerspiegelt zich

A

ziet men terug in

22
Q

Agglomeraties

A

Opeenhopingen; steden met aangegroeide gemeenten

23
Q

Soelaas

A

Verlichting;hulp

24
Q

Cynisch

A

Niet in het goede (zoals eer en deugd) gelovend; sarcastisch

25
Q

Louter

A

Alleen maar; slechts