H4 Woordjes Lezen Opdracht 3 Flashcards

1
Q

Symboliseren

A

Staan voor, uibeelden, het symbool zijn van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Continuïteit

A

Voortgang zonder onderbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Globalisering

A

Het proces van wereldwijd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Integratie

A

Opname in geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Imago

A

Beeld van iemand of iets, reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Concept

A

Plan voor hoe je iets maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Arbitrair

A

Willekeurig, bepaald door willekeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Constitutioneel

A

Gebaseerd op de constitutie (grondwet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Legitimatie

A

Bewijsstuk van persoonsgegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een doorn in het oog

A

Aanleiding gevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Representatief

A

Dat je (zonet) een goede indruk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly