H4 Woordjes Lezen Opdracht 3 Flashcards
1
Q
Symboliseren
A
Staan voor, uibeelden, het symbool zijn van iets
2
Q
Continuïteit
A
Voortgang zonder onderbreking
3
Q
Globalisering
A
Het proces van wereldwijd worden
4
Q
Integratie
A
Opname in geheel
5
Q
Imago
A
Beeld van iemand of iets, reputatie
6
Q
Concept
A
Plan voor hoe je iets maakt
7
Q
Arbitrair
A
Willekeurig, bepaald door willekeuze
8
Q
Constitutioneel
A
Gebaseerd op de constitutie (grondwet)
9
Q
Legitimatie
A
Bewijsstuk van persoonsgegevens
10
Q
Een doorn in het oog
A
Aanleiding gevend
11
Q
Representatief
A
Dat je (zonet) een goede indruk maakt