H4 Validiteit Flashcards

1
Q

3 soorten Validiteit

A
  1. Inhoudsvaliditeit
  2. Criterium Validiteit
  3. Construct Validiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Validity Shrinkage

A

Test voorspelt het relevante Criterium minder accuraat met nieuwe proefpersonen dan met de tryout proefpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 soorten Criterium Validiteit

A

Concurrente Validiteit = voorspelt huidig gedrag (meet op het juiste moment, hoe ver liggen de meetmomenten van elkaar)
Predictieve Validiteit = voorspelt gedrag in de toekomst (r = testscore en toekomstgedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Criterium Besmetting

A

Testscore en criterium beïnvloeden elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe voorspelt predictieve Validiteit?

A

Voorspelt toekomstig criterium door middel van een regressievergelijking. Y = A + Bx
Y = criterium
x = predictor
B = testscore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stappenplan betrouwbaarheidsinterval Predictieve Criterium Validiteit

A
  1. Regressie Y = A + Bx
  2. SEest = SDy WORTEL (1-rxy^2)
  3. Yi +- 1.96 x SEest
  4. Met 95% zekerheid zeggen tussen welke scores een proefpersoon zal scoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beslistheorie

A

In zo’n tabel de prevalentie, hit rate, selectie ratio, sensiviteit en specificiteit uitrekenen (maak tabel en schrijf uit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vormen construct validiteit

A

Convergente en Discriminante (divergente) Validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

homogeniteitsanalyse

A

Of items intern consistent zijn (onderling correleren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Convergente Validiteit

A

De mate waarin een test correleert met een test die hetzelfde construct meet
- Wil je hoog hebben, vb 2 IQ tests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Discriminante (divergente) validiteit

A

De mate waarin een test niet correleert met een test die een ander construct meet
- Wil je laag hebben, vb IQ & sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Test utiliteit

A

Nut van een test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly