H4 Evolutie en DNA P2. DNA en evolutie Flashcards

1
Q

Wat bevat DNA ?

A

Erfelijke info (genen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je een stukje erfelijke info ?

A

Gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar zit DNA ?

A

Op de chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel chromosomen heeft een mens ?

A

46 chromosomen
23 paren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn het laatste paar ?

A

De geslachtschromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zitten chromosomen ?

A

In de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel procent van het DNA is junk DNA ?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang is DNA in een celkern ?

A

2 meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 4 basen van DNA ?

A

A, T, G, C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de mogelijke combies voor het DNA ?

A

A-T
G-C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen DNA en de MRNA copie ?

A

De T’s aan de linker kant worden vervangen door een U.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het proces bij een MRNA ?

A

Er wordt een gen genomen en opengeritst, dan wordt er een MRNA gemaakt en worden de celkernen naar buiten gegaan die afgelezen worden op een ribosoom. Dat gebeurd per 3 (codon/triplet) en dan wordt er aminozuur aan gekoppeld, die codons hebben namen zoals bijvoorbeeld (start en stop codon).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly