H2 Biosfeer P1. Meer kennis, meer voedsel. Flashcards

1
Q

Fotosynthese

A

Onder invloed van licht, maken bladgroenkorrels, van de plant, zuurstof en glucose, uit water en kooldioxide uit de lucht. Sterft de plant, dan komen de kooldioxide en water weer vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elementkringloop

A

Elementen gaan nooit verloren en lopen dus door een kringloop heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kringloop (cyclus)

A

Een proces waarbij enkele stadia elkaar opvolgen, bijvoorbeeld als een dier doodgaat dan kan het voedsel voor een ander beest worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Koolstofkringloop

A

Alle stappen van hoe koolstof door het systeem Aarde circuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zuurstofkringloop

A

Alle stappen van hoe zuurstof door het systeem Aarde circuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie maken uit van de koolstofkringloop en de zuurstofkringloop ?

A

Planten, dieren en mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is stikstof voor iedere plant belangrijk ?

A

Omdat het een onderdeel is van eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voor hoeveel % bestaat de atmosfeer uit stikstofgas ?

A

80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kunnen planten direct stikstof uit de lucht opnemen ?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe krijgen planten dan stikstof in de natuur ?

A

Via bacteriën in de bodem waarmee ze samenleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doen de bacteriën dan ?

A

Ze nemen stikstof uit de lucht op en zetten het om in ammoniak en nitraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kunnen planten wel opnemen ?

A

Ammoniak en nitraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is nodig om het groeiend aantal mensen op aarde te kunnen voeden ?

A

Een vergroting van de voedselproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent, een toenemende vraag naar voedsel ?

A

Dat er meer plantaardig voedsel moet komen (bijv. tarwe, rogge of rijst), maar door de groeiende welvaart zal ook de vraag naar vlees flink stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn productieverhogende methodes ?

A

Manieren waarop je de productie van voedsel kan verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Slash-and-burn

A

Een stuk bos platbranden en de grond gebruiken als landbouwgrond.

17
Q

Wat is het resultaat van een slash-and-burn ?

A

Vruchtbare grond door mineralen uit de as.

18
Q

Bemesting

A

Uitrijden van stalmest en menselijke uitwerpselen op de akkers.

19
Q

Wat is het resultaat van bemesting ?

A

Mest bevat mineralen en energie die bacteriën gebruiken om nitraat te produceren.

20
Q

Groenbemesting

A

Vlinderbloemigen onderploegen.

21
Q

Wat is het resultaat van groenbemesting ?

A

Veel stikstof in de grond.

22
Q

Wissellandbouw

A

Per jaar wisselen van gewassen.

23
Q

Wat is het resultaat van wissellandbouw ?

A

Gewassen leveren stikstofrijke grond, waardoor de opbrengst van het volgende gewas vergroot wordt.

24
Q

Mechanisatie

A

Grond bewerken met machines.

25
Q

Wat is het resultaat van mechanisatie ?

A

Grotere voedselopbrengst.

26
Q

Gewasbescherming

A

Bespuiten van gewassen.

27
Q

Wat is het resultaat van gewasbescherming ?

A

Insecten en onkruid worden gedood.

28
Q

Bemesting met kunstmest

A

Uitstrooien van kunstmest.

29
Q

Wat is het resultaat van bemesting met kunstmest ?

A

Direct opneembare stikstof.

30
Q

Planten veredeling

A

Kruisen van plantenrassen.

31
Q

Wat is het resultaat van planten veredeling ?

A

Nieuw beter gewas.

32
Q

Biotechnologie

A

Genetische modificatie.

33
Q

Wat is het resultaat van biotechnologie ?

A

Nieuwe of verbeterde eigenschappen.

34
Q

Is kunstmest duur ?

A

Ja

35
Q

Hoeveel boeren kunnen kunstmest in ontwikkelingslanden betalen ?

A

Maar een paar rijke boeren.

36
Q

Wat willen westerse afnemers ?

A

Grote hoeveelheden kunstmest van constante kwaliteit.

37
Q

Wat doen boeren dan in ontwikkelingslanden ?

A

Monocultuur.

38
Q

Monocultuur

A

Het verbouwen van maar één gewas.

39
Q

Wat is het nadeel van monocultuur ?

A

Het risico op een mislukte oogst neemt toe.