H4 Flashcards
Welke stoffen bevat de extracellulaire vloeistof meer, in verhouding met de intracellulaire vloeistof?
Natrium (Na+)
Calcium (Ca2)
Bicarbonaat (HCO3)
Chloride (Cl-)
Welke stoffen bevat de intracellulaire vloeistof meer, in verhouding met de extracellulaire vloeistof? (volgorde van hoog > laag)
Kalium (K)
Fosfaten
Magnesium (Mg2)
Proteïnes
Wat is het verschil tussen channel proteins (kanaaleiwitten) en carrier proteins (dragereiwitten)?
Kanaaleiwitten transporteren stoffen door celmembranen, zoals ionen of water, door een waterig kanaal. Dragereiwitten binden specifieke moleculen en dragen ze naar de andere kant van de celmembraan door een conformatieverandering.
(zie eventueel plaatje)
Welke typen actief transport zijn er? (2)
- primair actief transport
- secundair actief transport
hoe komen de verhoudingen/verschillen in het intracellulaire en extracellulaire milieu tot stand?
door transportmechanismen van het celmembraan.
Welke stoffen kunnen direct door het membraan heen? En welke stoffen moeten via een andere weg?
vetoplosbare stoffen kunnen direct door het membraan heen, wateroplosbare stoffen moeten via een andere weg.
Op welke manieren is transport over het celmembraan mogelijk? (4)
- Simpele diffusie door het membraan.
- Simpele diffusie door eiwitkanalen.
- Gefaciliteerde diffusie door carrier eiwitten.
- Actief transport door carrier eiwitten.
kanaal en carrier eiwitten zijn hierbij meestal selectief.
Hoe ontstaat diffusie?
door willekeurige beweging van moleculen (veroorzaakt door hitte), hierdoor ontstaat er een netto beweging van hoge concentratie naar lage concentratie. De energie wordt geleverd door de normale kinetische energie die de moleculen hebben, er wordt niks toegevoegd.
Wat is actief transport?
transport tegen de gradiënt in, hiervoor moet een extra vorm van energie (ATP) worden toegevoegd.
Wat is het verschil tussen simpele diffusie en gefaciliteerde diffusie?
bij simpele diffusie is er geen interactie tussen het molecuul/ion en een membraaneiwit. Het kan door het celmembraan of door membraankanalen. De snelheid wordt hierbij bepaald door de gradiënt, snelheid kinetische beweging en het aantal/grootte van de poriën waar de stof doorheen kan.
Bij gefaciliteerde diffusie is er interactie met een carrier eiwit. Deze gaat een binding aan met de stof waarna de receptor een conformatie verandering doorgaat. Hierdoor is de weg naar de andere kant vrijgemaakt. De binding tussen eiwit en molecuul is nu ook zwak, waardoor via normale diffusie het molecuul verder beweegt. Dit proces kan ook alleen met de gradiënt mee.
wat is een belangrijke factor voor de snelheid van diffusie over het membraan?
de vetoplosbaarheid, voorbeelden van vetoplosbare stoffen zijn: zuurstof, stikstof, koolstofdioxide of alcohol.
Hoe komt diffusie van water over het celmembraan tot stand?
door aquaporines (eiwitkanalen in de membranen van cellen), deze staan een enorm snelle diffusie toe.
Er zijn 13 soorten aquaporines.
Waardoor wordt de selectieve permeabiliteit van eiwitkanalen bepaald? (4)
- diameter
- vorm
- elektrische lading in het kanaal
- chemische bindingen.
Hoe komt de selectiviteit van kaliumkanalen tot stand?
kan niet worden verklaard door diameter, vorm of lading. Kaliumkanalen hebben een tetramerische structuur met pore loops, deze vormen een selectiviteitsfilter. Dit filter wordt bekleed met carbonyl oxides. Als gehydrateerde kaliumionen het filter binnen komen, gaan ze een interactie aan met de carbonyl oxides, waardoor ze het grootste deel van de gebonden watermoleculen verliezen. Hierdoor kunnen de gedehydrateerde kaliumionen door het kanaal.
Waarom kunnen natrium ionen niet door een kaliumkanaal?
de carbonyl oxides liggen te ver uit elkaar om een interactie aan te gaan met een gehydrolyseerd natrium ion, waardoor selectiviteit ontstaat.
Hoe komt de selectiviteit van natriumkanalen tot stand?
het smalste deel van de porie bevat een selectiviteitsfilter met sterk negatief geladen aminozuren. Door deze lading worden gedehydrateerde natriumionen losgetrokken van de hydraterende watermoleculen. Als ze eenmaal in het kanaal zijn gaan ze via normale diffusie verder, en kunnen ze dus ook weer omdraaien.
Met gating wordt de permeabiliteit van de kanalen bepaald. Welke belangrijke types hiervan zijn er? (2)
- Voltage gated kanalen, de moleculaire conformiteit van het membraaneiwit verandert door het membraanpotentiaal. Dit is belangrijk voor de generatie en propagatie van actiepotentialen.
- Chemical (ligand) gated kanalen, een ligand bindt met het membraaneiwit, waardoor er een conformatieverandering plaatsvind. Een voorbeeld hiervan is de acetylcholine receptor (belangrijke neurotransmitter die werkt als membraankanaal).
De kanalen (gated channels) werken volgens het alles of niets principe. Licht dit principe toe.
Wanneer een membraanpotentiaal aanwezig is dat niet voor volledige opening zorgt, gaat het kanaal snel open en dicht, waardoor de gemiddelde flow tussen het minimum en maximum ligt.
Gefaciliteerde diffusie wordt ook wel (…) genoemd?
carrier-mediated diffusie, omdat er een specifiek carrier eiwit wordt gebruikt.
Noem een belangrijk verschil in flow tussen simpele diffusie en gefaciliteerde diffusie.
de snelheid van de flow is bij gefaciliteerde diffusie niet evenredig met de concentratie van de stof en heeft een maximum (Vmax). Deze maximale flow wordt bepaald door de snelheid waarmee een enkel carrier eiwit een stof kan vervoeren, en de hoeveelheid carrier eiwitten die beschikbaar zijn.
Noem voorbeelden van stoffen die via gefaciliteerde diffusie over het membraan bewegen. (2)
- glucose
- de meeste aminozuren
Via welk transport gaat glucose over het celmembraan heen?
gefaciliteerde diffusie via glucose transporters (GLUT), er zijn 14 typen GLUT’s en sommige hiervan kunnen ook andere monosacchariden transporteren zoals galactose en fructose.