H4 Flashcards

1
Q

Beschrijvende inferentie:

A
  • Toepasbaar in kwalitatief en kwantitatief onderzoek
  • Inferentie: Conclusie gaat verder dan alleen geobserveerde data
    • Veralgemeniserende uitspraak gebaseerd op verzameldedata
    • Betekenis uit data halen
    • Alternatieven mogelijk
    • Proces van het begrijpen van een niet-waargenomen fenomeen op basis van een reeks waarnemingen
    • Wereld om ons heen begrijpen
    • Stukjes die we wel kennen (data) kunnen kwantitatief/kwalitatief zijn
  • Beschrijving en causale inferentie allebei nodig
    • Niet per se in zelfde onderzoek
  • Relatie tussen beschrijving en verklaring is interactief/afhankelijkwederkerig
    • Beschrijving eerst
    • Beide afhankelijk wetenschappelijke inferentie
    • Wat je beschrijft kan je verklaren
    • Beschrijving van invloed op hypothesevorming
    • Uniek, complexiteit en vereenvoudiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Obstakels descriptieve inferentie: (2)

A

1) Afbakening
* Werkelijkheid bevat oneindig veel informatie
* Afhankelijk van wat je selecteert, registreert en rapporteert
* Vertekening van de werkelijkheid
2) Inferentie
* Wat kan je valide beweren over dingen die je niet het geobserveerd?
* Vertekening bij generalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij inferentie te maken met: (2)

A

1) Systematische (algemene) deel
* Gericht op eigenschappen van de populatie, niet van individu
* Vaak samenvatten met statistieken, zoals gemiddelden
* Verschil tussen individuen komen tot uiting in variantie
* Grootschalig onderzoek naar stemgedrag
2) Niet-systematische (specifieke) deel)
* Gericht op eigenschappen van individu
* Vaak samenvatting in verhalende vorm
* Casestudy naar zeer zeldzame ziekte
–> Beide even belangrijk (complementair)
–> Moet van elkaar onderscheiden worden (levert meer informatie op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interpretivisten: & kritieken (4), gelijk op (3)

A
  • Type constructivisme die zeggen dat alleen over het specifieke gaat
    • Generieke kennis is niet nuttig
    • Redenen voor actie uitleggen in relatie tot geheel van concepten en praktijken
  • Nadruk op interpretatie
    • Intentionele aspecten van het menselijk gedrag te belichten
    • Begrijpen betekenis
  • Zoeken nauwkeurige samenvattingen van historische details
    • Gebeurtenissen die ze beschrijven in een begrijpelijke context te plaatsen waarin de betekenis van acties verklaarbaar word
  • Belangrijkste les: theorie/interpretatie en observatie/dataverzameling gaan hand in hand
  • Kritieken
    • Doen ze zelf ook niet omdat ze standaarden gebruiken
    • Leggen specifieke langs generieke meetlat d.m.v. standaarden
    • Evaluatie van observaties (interpretatie) dient te gebeuren volgens regels van wetenschappelijke inferentie
      § Als je alleen maar naar bepaalde dingen kijkt kun je geen onderscheid maken
    • Niet van belang of gebeurtenis uniek is, maar of belangrijke kenmerken uit feiten zijn te halen
  • Gelijk op het gebied van:
    • Specifieke deel ook heel belangrijk
    • Om goede hypothesen en deelvragen op te stellen moet je eerst doelgroep proberen te begrijpen
    • Postpositivisme heeft geleerd van interpretivisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zienswijzen inferentieproces kwalitatief onderzoek (2)

A

1) Deterministisch
- Alles weten = perfecte voorspelling
- Niet alles kunnen weten = imperfecte voorspelling
2) Probalistisch
- Alles weten = nog imperfecte voorspelling
- In werkelijkheid kansen waardoor we niet alles kunnen weten
–> Verschil in reden waarom je niet perfect kan voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Optimaliseren proces beschrijvende inferentie: (3)

A
  • Systematische dataverzameling
    • Selecteren geschikte waarneembare implicaties om theorie te testen
    • Waarneembare implicaties: Voorspellingen die getest kunnen worden
    • Toetsen meerdere theorieën tegelijk
      • Rivale theorieën
      • Differentiële observeerbare implicaties
      • Ontkrachting sterkste bewijs
  • Systematische data organisatie
    • Lijst maken van alle mogelijke waarneembare implicaties
    • Categoriseren data
    • Alle data moet toevoegen aan testen theorie
    • Categoriseren= generaliseren
      § Levert zowel specifieke als algemene informatie op
    • Selecteren observeerbare implicaties = simplification
      § Begrijpen van context is cruciaal voor adequate simplificatie
      § Oversimplicatie is ook gevaar
      § Theorie/hypothese opstellen die geëvalueerd kan worden aan de hand van geordende stukjes informatie (data)
    • Zorgt voor vertekening
  • Precieze en accurate beschrijving van data
    • Betrouwbaarheid en validiteit
    • Gebruik goede meetinstrumenten en trainen observanten
    • Precies (betrouwbaarheid) en nauwkeurig (valide)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verbeteren inferenties (2)

A

1) Verzamel data voor dat ene geval op precies dezelfde wijze als data voor andere geval
- Meet dezelfde variabelen op dezelfde manier
2) Gebruik theorie als leidraad om vragen te ontwerpen
- Vragen overal hetzelfde
–> Proces standaardiseren en vergroten validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verbeteren dataverzameling (2)

A

1) Ordenen data volgens theorie
- Doel kwalitatief onderzoek bloot leggen
- Lijst maken observeerbare implicaties
- Ruwe data naar klassen, die bestaan uit eenheden/gevallen en die bestaan uit eigenschappen/variabelen
- Kennis opdoen van generieke (theorie) en specifieke feiten
2) Gebruiken model
- Simplificatie van de werkelijkheid
- Niet zeggen of iets goed/fout is, maar wel bruikbaar/niet-bruikbaar (afhankelijk van doel)
- Kunnen fysiek, verbaal, visueel, algebraïsch, enz. zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verbeteren Systematisch werken/proces standaardiseren (4)

A

1) Elke casestudy data op dezelfde wijze verkrijgen
- Meet dezelfde variabelen op dezelfde manier
2) Theorie als leidraad
- Gebruiken om vragen te ontwerpen
3) Theorie/hypothese evalueren
- Via observeerbare implicaties
4) Data systematisch organiseren
- Via observeerbare implicaties die volgen uit theorie
- Veel ruwe data, converteren/generaliseren naar klassen > eenheden > eigenschap/variabelen
- Resultaat: kennis opdoen van generieke (theorie) en specifieke (feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Models verbeteren kwalitatief onderzoek & soorten (3)

A
  • Simplificeren van de wereld
  • Kenmerken op simpele manier weergeven (vergelijking speelgoedvliegtuig)
  • Voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek
    • Modellen kwalitatief onderzoek niet hetzelfde als kwalitatief onderzoek
  • Soorten:

1) Verbale
- Gebruik woorden
- Meestal in kwalitatief onderzoek
- Samenvattingen
- Zowel wat wel/niet in die samenvatting staat zegt iets over hoe goed die samenvatting
- Boek

2) Fysiek
- Fysiek materiaal
- Schaalmodel

3) Algebraic
- Formules
- Soms ook kwalitatief onderzoek
- Gedwongen nadenken over kwalitatief onderzoek
- Data algebraïsch modelleren
* Vairabelen (x,y)
* Eenheden (meter, seconde)
* Observaties

  • Abstractie van onderzoeksdesign
  • Helpt om systematisch data te verzamelen en te infereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Modellen data verzameling: (3)

A
  • Variabelen (Y)
    • Characteristics of interest
    • Kan variëren over eenheden (units)
    • Lengte
  • Units (eenheden) (Y1, Y2, Y3, …)
    • Personen/objecten/situaties
    • Waarin variabele is gemeten
    • Meters
  • Observaties (Y1 –> neutraal 1, Y2 –> smile 2)
    • Metingen van variabele in elke individuele unit
    • Inkomen in dollars/mate van samenwerking
    • Lengte in meters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Formal models voor samenvatten data:

A
  • Eerste stap na gegevens verzamelen
  • Samenvatting van gegevens
    • Gemakkelijker en zinvoller
  • Alleen essentiële informatie
  • Kennis over onderwerp
  • Samenvattende statistics
    • Steekproef gemiddelde/mediaan: typical observation
    • Variance/range: spreiding van observatie
    • Variantie (verscheidenheid)
    • Verklaarde variantie (generiek)
    • Onverklaarde variantie (specifiek)
    • Kwadratensom (uit elkaar halen systematisch en niet-systematisch)
    • Maximum, minimum, mediaan, modus
  • Statistics als model voor systematische kwalitatief onderzoek
  • Voordelen statistiek:
    • Gemakkelijk communiceren/interpreteren
    • Beeld krijgen van data
    • Met meerdere statistieken nog beter beeld
  • Samenvatten = het gemiddelde
    • Verliest details, maar behouden essentie
    • Geen inferentie
    • Dataset: 1 mogelijke dataset
    • Inferentie: gemiddelde bij herhaaldelijke steekproeven is hetzelfde als populatie
  • Afspraken samenvatting
    1) Richten op uitkomsten die we willen beschrijven/verklaren
    2) Vereenvoudigd informatie waarover we beschikken
    - Minder samenvattende statistieken dan originele gegevens
    - Eenvoudig begrepen door publiek
    - Afhankelijk van doel en publiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Modellen descriptive inference: & criteria (3)

A
  • Onderscheiden data systematisch (typical) van niet systematisch (random)
  • Model voor populatie gemiddelde: expected value (μ=E(Y)
  • Schatten onzekerheid nodig voor interpretatie resultaten
  • Criteria

1) Unbiasedness (zuiverheid)
- Gemiddelde is correct
- Alleen niet-systematische (random fouten)
- Alleen te zien bij meerdere keren onderzoek
- Zuiver:
§ Zelfde antwoord bij meerdere steekproeven
§ Variantie niet-systematisch
§ Steekproevengemiddelde= populatiegemiddelde
§ Gebruiken formule n-1
- Onzuiver:
§ Bias door systematische fout
§ Vertekening
- Bias door observant

2) Efficiency
- Kleinere variantie –> Meer efficiënte (betere) schatting parameter –> Dichter bij daadwerkelijke waarde in populatie
- Hoe snel bij populatieparameter komen
- Relatief begrip
- Standaardfout zo klein mogelijk
- Manieren
a) Gebruiken grote dataset
b) Gebruiken representatieve steekproef
c) Parametrisch toetsen efficiënter dan non-parametrisch
- Manier om onderscheid te maken tussen zuivere en onzuivere schatters
- Gemeten door variantie van schatter over hypothetische replicaties te berekenen
- Kleine mate bias inruilen voor grote winst efficiëntie

3) Consistency
- Grotere steekproef –> kleinere standaardfout –> meer consistentie (minder variantie)
- Grote steekproef –> Geen kleinere standaardfout –> minder consistentie
- Relatie steekproef en referentiefout
- Grote steekproeven zijn niet altijd wenselijk
§ Andere manieren zoeken om efficiëntie te vergroten, bijvoorbeeld representatieve groep (purposive sampling)

–> Soms afruil zuiverheid en efficiëntie
- Kiezen voor steekproef (n=2) die zuiver is of (n=100) met kleine vertekening, hangt af van onderzoeksvraag
- Kwantitatieve data makkelijkere keus dan kwalitatief moeilijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly