H1 Flashcards
Focusgroepinterview:
- Ook wel focused interviews/group depth interviews genoemd
- Gestructureerd groepsinterview over specifiek onderwerp
- Leren over ervaringen en meningen door middel van groepsinteractie
- Een informele discussie tussen geselecteerde individuen over specifieke onderwerpen die relevant zijn voor de betreffende situatie
- Georganiseerde groepsdiscussies rond 1 thema
- Anders dan andere kwalitatieve interviewprocedures vanwege de groepsdiscussie
- Gebruikt in verkennend onderzoek
- Veelbelovend in onderwijs en psychologisch onderzoek
- Populair, omdat er een snelle ommekeer van implementatie naar bevindingen mogelijk is
- Bieden middelen om emotionele reacties te peilen
- Duurt 1,5 tot 2 uur (of korter met kinderen)
- Worden geleid door moderator
- Onderzoeker/ingehuurde professional
- Kwaliteit afhankelijk van moderator
- Benadrukken vertrouwelijkheid
§ Deelnemers verzekeren dat alleen informatie op groepsniveau wordt gerapporteerd
§ Niemand individueel identificeren - Iedereen aan bod laten
- Zorgen dat er antwoorden komen aansluitend bij onderzoeksdoel
- Verbale en non-verbale versterkingen
- Sleutel tot succes
Geschiedenis focusgroepen:
- Ontstaan net na WWII
- Communicatie onderzoek: Reacties op radioprogramma’s evalueren
- Behoefte aan meer diepgaande informatie
- Waarom gekozen voor bepaald antwoord
- Ontwikkeld door Merton (de vader van de techniek)
- Reacties van publiek radioprogramma’s evalueren
- Ontworpen om 2 rollen te vullen:
- Controles voor onderzoeken concrete ervaring
- Reacties krijgen op terugkerende ervaring
- Ecumenical
- Populair geworden in marketing, business en communicatie
- Zaken & marketing: Kijk op product met als doel verkoop verhogen (manipuleren/uitbuiten consument)
- Communicatie: Effecten massamedia
- Gezondheid: Veranderingen medische praktijk vaststellen
- Ook veel gebruikt in medische wereld
- Tegenwoordig ook bij psychologie en onderwijs
- Volgens sommige bronnen ligt daar de oorsprong
- Bogardus (1926) om social distance model te toetsen d.m.v. gesprek met kinderen
Kernelementen focusgroep interviews: (5)
1) Informele bijeenkomst van doelpersonen waar standpunten worden gevraagd over geselecteerd onderwerp
2) Kleine groep (6 tot 12 leden) en relatief homogeen
- Minder dan 6 niet gewenste diversiteit aan meningen
- Te veel zorgt dat niet iedereen zijn mening volledig kan uiten of subgroepen ontstaan
- Voorkeur dat ze elkaar niet kennen
§ Vrijer spreken
§ Uitspraken uit verleden kunnen niet hinderen
§ Soms niet praktisch
- Hebben ‘iets gemeen’ gericht op onderwijsdoel
3) Een getrainde moderator met voorbereide vragen en sondes zet de toon en lokt de reacties van de deelnemers uit
- Ontwikkelen focus group guide
- Bestaat uit belangrijkste onderwerpen en vragen die aan orde komen
4) Doel om percepties, gevoelens, attitudes en ideeën van deelnemers over een geselecteerd onderwerp op te wekken
5) Genereren geen kwantitatieve informatie die op een grotere populatie kan worden geprojecteerd
- Niet representatief voor algemene bevolking
Procedures focusgroep interview volgens Merton: (4)
1) Personen focusgroep zijn getuige geweest van een veel voorkomende gebeurtenis, zoals radioprogramma/film
2) Belangrijke elementen die worden onderzocht, zijn eerder bevraagd, zodat de onderzoeker naar interview komt met hypothesen
3) Op basis van voorkennis wordt interviewleidraad ontwikkeld
4) De aandacht gaat uit naar subjectieve ervaringen van mensen die aan gebeurtenis zijn blootgesteld. Alle deelnemers vergelijkbare, concrete situatie meegemaakt
Stappen focusgroep interviews: (5)
1) Introductie
* Voorstelronde
* Ground rules
- Uitleggen doel en vorm focusgroep
- Benadrukken ieders ideeën tellen
- 1 persoon tegelijk praten
- Geen kritiek op mening anderen
- Vertrouwelijkheid
* Rechten & plichten
- Vertrouwelijkheid
- Beroep op zwijgen
- Geen garantie op vertrouwelijkheid vanwege andere participanten
- Opnames (consent form)
2) Interviewfase
* Volgen interviewleidraad
* Weinig vragen
* Twee/drie hoofdsthema’s met elk twee/drie subthema’s
* Volgorde cruciaal
* Ja-/nee-vragen vermijden
* Waarom-vragen vermijden
- Men gaat (sociaal wenselijk) raiotnaliseren
- Men krijgt gevoel onder druk te worden gezet
- Men niet goed in staat motivaties in te schatten/verwoorden
* Niet volledig gescript
* Bedenken follow-up vragen
* Moderator leidt
* Vaak aparte ‘observer’
3) Afsluiting
* Cooling down
- Laat participanten vertellen wat ze belangrijk hebben gevonden
* Wijzen op vertrouwelijkheid
* Bedankwoord
4) Na afloop
* Direct noteren:
- Algemene indruk
- Gemoedstoestand waarin participanten vertrokken (nazorg)
* Typische commentaren categoriseren
5) Nieuwe focusgroep
* Vaak meer dan één focusgroep
* Focusgroepen tot weinig/geen nieuwe inzichten worden geboden
* Meestal na 4/5 groepen
Toepassingen focusgroep interview: (4)
1) Veelbelovend voor uitleggen relatie tussen prikkel en effect
- Achter de ‘waarom’ komen
2) Verschaffen informatie om te helpen bij interpreteren onverwachte effecten
- Als subgroep anders reageert dan verwacht
3) Zorgen voor verificatie bij interpreteren gegevens
- Anders alleen vermoedens
4) Kunnen alternatieve interpretaties opleveren die niet mogelijk zijn met traditionele kwantitatieve methoden
- Vrij complexe problemen ontrafelen
Veronderstellingen ten grondslag aan focusgroepinterview: (4)
- Mensen zijn waardevolle bronnen van informatie, vooral over zichzelf
- Deze aanname is inherent aan alle zelfrapportagemaatregelen
- Mensen zijn in staat om over zichzelf te rapporteren en zijn welbespraakt genoeg om meningen over hun gevoelens en percepties onder woorden te brengen
- De beste procedure om gevoelens en meningen van mensen te peilen is d.m.v. gestructureerd groepsgesprek waarin informatie wordt gevraagd door moderator
- Er zijn effecten van groepsdynamiek die de kans vergroten dat mensen openhartig over onderwerp zullen spreken
- Dit kan niet met individuele interviews of interviews in kleine groepen
- Informatie die wordt verkregen uit focusgroepinterview is echte informatie over wat elke persoon voelt, in plaats van een groepsgeest waarin mensen zich conformeren aan wat anderen geloven
Voordelen focusgroepen: (9)
- Relatief snel
- Gemakkelijk
- Goedkoop
- Dynamiek: Groep is meer dan individueel
- Op veel manieren inzetbaar:
- Stellen onderzoekers in staat ideeën te onderzoeken en hypothesen te formuleren
- Goed eerste fase productontwikkeling
- Nuttig bij ontwerpen experimenteel materiaal/vragenlijsten voor meer traditionele laboratorium/survey-onderzoeken
- In verschillende onderzoeksfasen mogelijk
- Toegang krijgen tot unieke zorgen/perspectieven, die voor onderzoekers soms moeilijk te begrijpen zijn
- Voor veel deelnemers een fijnere ervaring dan gewoon onderzoek, omdat ze gezien worden als volwaardige partners en direct contact
- Ideeën opdoen
- Compatibiliteit met kwalitatieve onderzoeksparadigma
Nadelen focusgroepen: (9)
- Niet voor alle doeleinden geschikt
- Niet representatief voor populatie (ook niet de bedoeling)
- Niet generaliseerbaar (lage externe validiteit)
- Nog minder representatief dan andere convenience samples, vanwege vooringenomen dynamiek die kan optreden
- Minder controle over verkregen informatie, doordat deelnemers met elkaar gaan praten
- Ook voordeel: vergroot dynamiek
- Dominantie bepaalde participanten
- Minder diversiteit
- Creëert bias
- Efficiënte manier van data verzamelen, maar niet gemakkelijk
- Veel taken
- Geen statistische toetsing / gevolgtrekking mogelijk
- Bias door groepsdynamiek
Andere onderzoekstechnieken in groepsverband: (4)
1) Nominal Group Technique:
- Groep niet vaak bijeen
- Groep individueel geïnterviewd
- Bevindingen samenvatten
2) Delphi Technique:
- Experts worden geïnterviewd in groepsproces
3) Brainstorming and Synectics:
- Aanmoedigen creativiteit en genereren nieuwe ideeën
4) Leaderless Discussion Groups:
- Groep krijgt instructies/taak
- Observeren wie welke rol had
Demand characteristic
(Participant reactivity) Deelnemers pikken subtiele signalen op in het gedrag, de taak of de omgeving van de onderzoeker die hun gedrag beïnvloeden (invloed op validiteit)
Narratieve (verhalende) analyse:
- Gestructureerd kwalitatief onderzoeksmethode
- Verhalen van de participanten over een specifiek onderwerp
- Mondeling of schriftelijke verslagen van persoonlijke ervaringen
- Bevat begin & einde, protagonisten & antagonisten en plot
- Rijke databron
- Ontdekken onverwachte thema’s/variabelen
- Blootleggen onderliggende cognitieve/emotionele processen
- Informatie vanuit context participant
- Levert informatie op die niet toegankelijk is via meer traditionele methodes
- Bruikbaar in beginfase van onderzoeksprogramma
- Relatief gemakkelijk te verzamelen
- Helpt bij aantonen constructvaliditeit, omdat betekenis variabele duidelijk wordt gecommuniceerd door verhalende fragmenten
Manieren narrative analysis: (2) & voor- en nadelen
1) Vraag van onderzoeker
* Interview
* Vragenlijst
* Voordelen
- Voorwaarden optimaliseren
- Instructies om het studiedoel te bereiken
- Onderzoeker veel controle over omstandigheden
- Verhaal sturen in richting die beste past bij doelstelling
* Nadelen
- Demand characteristics
2) Archief
* Dagboeken
* Brieven
* Als ze betrekking hebben op longitudinale processen
* Voordelen
- Geen participant reactivity
- Minder vertekend door vraagkenmerken
- Bijzonder geschikt voor sommige onderzoeksvragen/populaties (bijv. zelfmoordaantekeningen)
* Nadelen:
- Geen controle over de inhoud
- Geen controle over selectie participanten
Content analyse:
- Narratieve analyse
- Proces extraheren gewenste informatie uit tekst door systematisch en objectief gespecificeerde kenmerken te identificeren
- Systematische en objectieve manier
- Mondelinge tekst transcriberen
- Systematisch coderen van transcript gericht op variables of interest
- Frequenties
- Aanwezig/afwezig
- Kwantitatieve statische methode
- Variabelen
- Predefined: Variabelen voor analyse vastgesteld
- Emergent: Ontdekken van thema’s wanneer onderzoeker data analyseert (waardevol)
- Oppassen voor overcodering (Risico op kbraianskapitalisatie)
- Gebruiken van meerdere beoordelaars
- Minimaal 2
- Content analyse 6
- Getraind & oefenen
- Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
- Gebruik maken computersoftware
- Snel een grote hoeveelheid werk kunnen doen
- Nadeel:
§ Variabelen komen mogelijk niet precies overeen behoeften onderzoekers
§ Niet omgaan met sarcasme
§ Komen wellicht met meer variabelen die theoretisch interessant zijn - Meestal mogelijk om eigen woordenboek te bouwen
Oral history
- Kwalitatieve onderzoeksmethode
- Over belangrijke historische periode/gebeurtenis, zoals de landing op de maan/overlevenden holocaust
- Meer te weten te komen over verleden door personen te interviewen die dat verleden hebben meegemaakt
- Interview over first-hand ervaringen
- Doel: Bewaar historisch relevante verhalen voor toekomstige generaties
- Verbreedt en verdiept begrip van de geschiedenis
- Meerdere perspectieven
- Invullen van gaten
- Stereotypen/vooroordelen voorkomen
- Sampling methods
- Vaak kleine en niet-representatieve groep
- Snowball sampling
- Participanten zorgen voor nieuwe participanten en deze weer voor nieuwe
- Hierdoor groeit de kleine groep in een steeds grotere groep
- Data collectie en opslag
- Goed geïnformeerde interviewer
- Interviews zijn opgenomen, getranscribeerd en opgeslagen –> Gebruikt voor andere onderzoeksdoeleinde
- Geen codering/ statistische analyse
- Verhaal is het eindproduct
- Respondenten ondertekenen informed consent form en deed of gift form
- Onderzoeker mag interviewtapes en transcripties mag gebruiken voor onderzoeksdoeleinden
- Tapes mogen in archief worden geplaatst voor openbaar gebruik
- Antwoorden herleidbaar naar individu, tenzij ze dat zelf niet willen
- Duidelijk keuzen en rechten uitleggen
Verschil oral history en narrative analyse: (5)
Oral history
* Langer
- >1 uur recording
- 15-20 pagina’s transcript
* Over iemands leven in historische context
* Verhaal is eindproduct
* Breder en uitgebreider verhaal over iemands leven vastleggen met meer details over mensen/contexten/gebeurtenissen
* Gevoel van urgentie verbonden aan mondelinge geschiedenis
- Onvervangbaar verhaal
Narrative analysis
* Korter
- 1-2 pagina’s transcript
* Over gedefinieerd evenement uit iemands leven
* Data coderen & statistische analyse
Inductief onderzoek
(Constructivistisch onderzoek/gefundeerde theorie) Theorie komt voort uit gegevens: onderzoekers beginnen met observaties en genereren hypothesen en theorieën die passen bij de informatie die ze hebben verkregen
Deductief onderzoek
Onderzoekers beginnen met theorie, formuleren hypothese, leiden af wat resultaten zouden moeten zijn als hypothese klopt en verzamelen informatie om hypothese te testen
Participant observation: (etnografie)
- Kwalitatieve methode
- Onderzoeker neemt deel aan onderzoeksgroep
- Betrokken bij de gesprekken, acties en levens van de mensen die ze bestuderen
- Soms volledig deelnemer, soms waarnemer
- Mensen goed leren kennen, bijgevolg geen twee mensen hetzelfde behandelen
- Het gebrek aan anonimiteit van respondenten kan ervoor zorgen dat onderzoeker fenomenen waarneemt zoals ze zijn en niet zoals respondent/onderzoeker wenst dat ze zijn
- Gedwongen om te doen zoals ze normaal doen, vanwege duur onderzoek
- Hoe meer waarnemers worden ondergedompeld in onderzoeksomgeving, hoe groter kans dat ze beïnvloeden/vervormen wat er binnen groep gebeurt
- Uitdaging: Voldoende geïntegreerd voor informatie, maar afstand houden om groep niet te beïnvloeden
- Ongecontroleerde en soms onvoorspelbare omgeving waarin mensen leven leiden (field)
- Doel: Observeren natuurlijk gedrag in context
- Diepgaand begrip van mensen en sociale processen (gedrag, motivatie, interactie, waarden, interpretaties)
- Vragen/acties variëren, afhankelijk van persoon/instelling
- Niet generaliseerbaar
- Omdat het in field is wel beter voor externe validiteit
- Involvement (insider) of detachment (outsider)
- Afwisseling tussen beide
- Niet gedrag beïnvloeden maar wel tussen de mensen
- Niet gemakkelijk
- Data verzameling
- Inductieve onderzoeksmethode
- Theorie en hypothese is opgesteld aan de hand van de data
- Verandert tijdens proces
- Eerst een outsider, pas tijdens de observatie een beeld
- Iterative/circular process voor data & theory
- Geen gestandaardiseerde vragen/checklijst
- Afstemmen op participant
- Systematische procedure van registratie/analyse
Field notes:
Participant observation
- Geschreven/opgenomen
- Tijdens/na observatie
- Zoveel mogelijk details
- Alleen die relevant zijn voor onderzoeksdoeleinden
- Wat diegene zegt/doet en omgeving
- Werkelijke woorden vastleggen met aantekeningen/opnames
- Notities belangrijk omdat:
- Meer kans om over bruikbare informatie te beschikken voor latere analyse
- Helpen herinneren aan andere details die relevant zijn
Data analyse participant observation, stappen (4)
- Vergt veel creativiteit en inzicht
- Stappen
1) Uitwerken field notes
- Ontdekken thema’s
- Keyword
- Coderen
- Ordenen en omzetten
2) Genereren theorie/hypothese van data (Inductief)
- Grounded theory
- Theorie/hypotheses gebaseerd op data/observaties
- Theorie komt voort uit gegevens
- In contrast met deductief onderzoek
3) Negative case analysis
- Zoeken naar informatie die hypothese weerlegt
- Indien nodig hypothese aanpassen
- Herhalen tot er geen negatieve cases meer zijn
- Geeft limieten van theorie aan
4) Uiteindelijke hypothese/theorie
Ethische twijfels: (participant observation)
- Ernstigere ethische dilemma’s dan bij ander type kwalitatief onderzoek
- Overwegen inbreuk privacy en vertrouwelijkheid
- Kan worden weggenomen door geïnformeerde toestemming
- Alleen bij minimale risico’s
- Rechten deelnemers niet worden aangetast
- Onderzoek niet praktijk kan worden uitgevoerd
- Kan worden weggenomen door geïnformeerde toestemming
- Wordt lid van sociale netwerk
Verschil ethnography en participant observation (3)
Ethnography
- Bredere methode (onderzoeker blijft langer bij onderzoeksgroep)
- Stamt af van anthropology
- Kan ook interviews, documentatie en andere manieren van observatie bevatten
Participant observation
- Belangrijkste methode binnen ethnography
Causal laws
Toevallige wetten dat past bij positivst aanpak (oorzaak - gevolg bekijken)
Wetenschapsfilosofische stromingen: (5)
- Metafysica
○ 300 v.C.
○ Nadenken, filosoferen van aard van werkelijkheid
○ Invloed van kerk
○ Niet empirisch; Alleen maar nadenken en redeneren, geen dataverzameling
○ Niet toetsbaar - Prepositivisme
○ Empirisch, maar slechts beschrijvend
○ Observeren
○ Niet beïnvloeden/ingrijpen - Positivisme
○ 2de helft 19 eeuw en 20e eeuw
○ Streven naar algemene causale wetten
○ Empirisch: dataverzameling
○ Actief, niet alleen beschrijvend, maar ook ingrijpen, voorspellen
○ Kan op zelfde manier als bij natuurwetenschappen –> causale wetten - Constructivisme
○ Perspectief participant centraal
○ Kwalitatief onderzoek
○ Mensen zijn geen ‘dingen’
○ Theorievorming tijdens data verzamelen
○ Streven naar causale wetten misleidend (iedereen reageert anders)
○ Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap
○ Begrip ontwikkelen aangaande speculatie en (voor)oordelen - Moderne opvatting (post-positivisme)
○ Neemt kritiek op positivisme serieus
○ Kwantitatief onderzoek
○ Soort mengvorm van positivisme en constructivisme
○ Mixed methods: Verschillende methoden van onderzoek om tot rijkere informatie te komen
○ ‘Spelregels’ voor wetenschap: (normatief)
§ Methodologische voorschriften
§ Logische regels (het zit logisch in elkaar)
○ Het boek heeft het meeste van deze vorm weg.
Post-positivisme houdt rekening met (5)
§ Situationele factoren
§ Diverse perspectieven
§ Toepasbaarheid in echte wereld
§ Effect van onderzoeker
§ Respect voor onderzoeksdeelnemers
Argumenten tegen positivism: (5)
- Deterministic: Miskent vrije wil en alternatieve realiteit
- Reductionist: Simplificeert te veel
- Egocentric: Leggen eigen realiteit op
- Dehumanizing: Ontmenselijken
- Obtrusive (opdringen) and imprecise (onnauwkeurig): Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de impact van de onderzoekers.
Belang theorie: (2)
- Constructivisten:
- Zoeken naar wetenschappelijke wetten niet productief
- Dingen die we vinden specifiek en lokaal van toepassing
- Traditioneel perspectief:
- Concepten en theorieën belangrijk
- Onderzoek om iets nieuws te leren en kijken of iets werkt
- Generaliseren op de maatschappij
Naïve psychology
Casual observartion. Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op wetenschap. Waarnemen-proberen-resultaat-evalueren. Alledaagse wetenschapsprocessen, zonder wetenschappelijk onderzoek
Covariation principle
Wanneer de onderzoeker vereenzelvigd wordt met zijn onderzoeksresultaten (shoot the messenger)
Casual observation
Observatie die je in het dagelijks leven doet als er iets gebeurd wat je niet verwacht. (Drankje wordt gemorst op een ander op een feestje).
Verwerven van kennis
Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren
Voorspellen, beheersen / beïnvloeden
Syllogisme
Redenering bestaat uit 3 proposities
Premisse 1: Hoogopgeleide ouders doen meer aan voorschoolse leesactiviteiten
Premisse 2: Meer voorschoolse leesactiviteiten leiden tot betere leesvaardigheid
Conclusie: Hoogopgeleide ouders hebben kinderen met betere leesvaardigheid
Sociale wetenschap:
- Onderwerpen: Gedrag, sociale interactie, mens
- Doel: Verklaren van het gedrag van mensen en dit gedrag beïnvloeden
- Vorm: Observeren, empirisch onderzoek
- Onderzoekers proberen zo objectief mogelijk te zijn, maar dit is niet te voorkomen. Iedereen heeft allemaal een perspectief/waarden/motivatie
- Sociale wetenschappers
- Zelfbewust
- Werk kritisch beoordeeld door andere wetenschappers (strenger)
- Systematisch bias voorkomen en gebruik gevestigde (systematische) methoden
- Altijd gebaseerd op empirisch onderzoek
- Vertrouwen in theorie indien niet weerlegd, veel verklarende kracht en replicatie
2 kapstokken sociale wetenschappen
- Natuurwetenschappen:
- Hypothesevorming
- Meestal manipulatie en hypothese toetsing
- Verzameling en analyse
- Vergelijkbare logica, maar onderzoeksobject is actiever.
- Bij sociale wetenschappen meer nadenken over sociale/ethische waarden.
- Onderzoek SW meer omstreden dan NW:
- Onderzoek naar mensen trekt aandacht
- Sociaal relevante onderwerpen trekken meer aandacht
- Publiek heeft veel ‘ervaring’ met onderwerp
- Kan negatieve reacties uitlokken (Rind et al. Effecten seksueel misbruik)
- Simpelere onderzoeksmethoden. Komen bijvoorbeeld geen microscopen in voor (oogt informeel en niet indrukwekkend)
- Informele observatie (naïeve psychologie):
- Observatie leidt tot ideeën
- Verdere observaties om te kijken of ideeën kloppen
- Vergelijkbaar doel (begrijpen menselijk gedrag)
- Vermoedens en hypohese andermans gedrag
- Gedrag willen verklaren en bepalen of verklaring juist is
- Belangrijkste verschillen:
- Alertheid op biased (vertekende) conclusies
- Wetenschap strenger en systematischer
- Casual observation:
- Observatie die je in het dagelijks leven doet als er iets gebeurd wat je niet verwacht.
- Terloops observeren van sociaal gedrag is nuttig voor het plannen van ons eigen gedrag om onze doelen, doelstellingen of gewenste resultaten te bereiken.
- Drankje wordt gemorst op een ander op een feestje.
- Elementen: (zelfde kenmerken als wetenschappelijk onderzoek naar sociaal gedrag)
a) Ideeën en hypothesen over het gedrag van anderen (het construeren van theorieën over menselijk sociaal gedrag)
b) (Kritisch) onderzoeken van die vermoedens en hypothesen. (het kritisch onderzoeken van die theorieën om hun nauwkeurigheid te verbeteren)
- Naïeve hypothese: (cliché over menselijk gedrag)
- Een fenomeen of gedrag (onderwerp) veroorzaakt of geassocieerd is met een ander fenomeen of gedrag (object (construct)).
- Vaak betrekking op causale verbanden tussen constructen.
Verschil informele observatie en natuurwetenschappen (3)
- Kritischer
- Systematischer en nauwkeuriger
- Meer aandacht voor bias
Hulpbronnen voor naïeve hypothese en theorieën te ontwikkelen/wijzigen: (maken betrouwbaarheid verdacht) (geschiktheid van verklaringen) (5)
- Logische analyse
- Syllogistische redenering: Werkloos à Depressie à Echtscheiding
- Onze ‘intuïtie’ en logische processen kloppen vaak niet.
- Vooral in de sociale wetenschappen kan wat we gewoonlijk als een logische conclusie beschouwen niet alleen worden beïnvloed door pure logica, maar ook door onze wensen of verlangens
- Autoriteit
- Een deskundige/expert
- Deskundige heeft niet altijd alles ondersteund met feitelijke kennis
- Experts zijn het vaak niet met elkaar eens, dus onze mening kan afhangen van de specifieke expert die we raadplegen.
- Zoeken naar expert die hypothese ondersteund (niet onafhankelijk)
- Consensus
- Naasten/peers (bijv. collega’s, vrienden) vragen
- Vaak één soort bevolkingsgroep
- Problemen:
- Groepsdenken: streven naar harmonie in groep
- Zelfde bias en vervorming Autoriteit; wie weet nou de waarheid?
- Observatie
- Eigen gedrag vergelijken met dat van een ander
- Problemen:
- Constructie kan voor veel mensen iets anders betekenen
- Causale richting moeilijk te bepalen
- Niet gehele groep; niet representatief voor de wereld als geheel.
- Bevestiging zoeken, geen ontkrachting (zien wat we willen zien)
- Ervaringen uit het verleden
- Terugdenken aan wat we zelf ooit hebben meegemaakt
- Hypothesen kunnen door herinneringen uit het verleden worden ontkracht
- Problemen:
- Zelfde als bij observatie
- Geheugen al ingericht volgens theorieën en hypothesen
- Onthouden is makkelijker als het in het plaatje past
- Lastiger te ontkrachten
Kritische review:
- Je moet het aanbieden bij een blad en dan zoekt de editor andere wetenschappers die je stuk gaan reviewen.
- Die reviewer schrijft dan een kritische evaluatie: zoekt naar bias en alternatieve verklaringen voor datgene wat er gevonden is.
- Vaak is dit een strenge en lange procedure.
- Er zit ook veel kwaliteitsverschil tussen bladen.
Waarom-vragen vermijden (3)
- Men gaat (sociaal wenselijk) raiotnaliseren
- Men krijgt gevoel onder druk te worden gezet
- Men niet goed in staat motivaties in te schatten/verwoorden