H4 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Hoe zijn genen opgebouwd?

A

genen bestaan uit:

  • DNA (deoxyribonucleic acid)
  • *-RNA** (ribonuclei acid)

DNA bestaat uit BASENPAREN. (de tredes tussen de dubbele helix)

Adenine en Thymine vormen samen een basenpaar. (een trede)
Cytosine en Guanine vormen samen een basenpaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DNA kan de cell niet verlaten om genetische componenten over te dragen. Hoe gebeurt dit wel?

A

DNA wordt gecopieerd tot RNA. RNA heeft maar 1 streng (enkele helix dus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de verschillen in structuur, functie en basenparen tussen DNA en RNA.

A

DNA

  • dubbele helix
  • dient als blauwdruk en repliceert zich zelf
  • ATCG

RNA

  • enkele helix en korter.
  • expressie van genen
  • A Uracil (ipv thymine) CG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een genetisch kenmerk van down syndroom?

A

van het 21e chromosoom zijn er drie ipv twee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een genetisch kenmerk van het edwards syndroom?

A

van het 18e chromosoom zijn er drie ipv twee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn autosomale genen?

A

Alle genen behalve seks-gerelateerde genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twee manieren om genen te bestuderen zijn: de candidate gene approach en de genome wide association study. Wat houden deze manieren in?

A

candidate gene approach: identificeer specifieke genen die gelinkt kunnen worden aan gedrag.

genome wide association study: kijkt naar alle genen terwijl twee groepen worden vergeleken. Bijv. 1 groep met schizofrenie en 1 zonder. Daarbij kunnen dan genen ontdekt worden die vaker voorkomen in de ene groep ivm de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem de cijfers. Wat is de neurale plaat? Tot wat vormt deze zich uiteindelijk? Welk deel wordt het brein en welk deel het ruggenmerg?

A
  1. neurale plaat
  2. neurale buis
  3. brein

Eerste stadium van de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel. Vormt zich vervolgens tot de NEURALE BUIS. De bovenkant van dit orgaan wordt later het brein en onderkant het ruggenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is proliferatie

A

de productie van nieuwe zenuwcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn primitieve cellen?

A

na proliferatie worden primitieve cellen gemigreerd naar hun eind bestemming. Deze cellen zijn primitief omdat ze neuronen of gliacellen kunnen worden. (differentiatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van immunoglobulinen en chemokinen?

A

leiden de migratie van primitieve cellen. (samen radiale gliacellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer piekt het aantal motor neuronen in het menselijk lichaam? Wanneer neemt deze af en hoe heet deze ontwikkeling?

A

11 weken na geboorte is de piek daarna neemt het aantal flink af dit wordt ook wel apoptose genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee stoffen (neurotrofines) kunnen apoptose voorkomen?

A

neurotrofines zoals

  • NGF: nerve growth factor
  • BDNF: Brain derived neurotrophic factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke periode vindt voornamelijk synapse formation plaats? wanneer synaptic pruning?

A

tot twee jaar daarna pruning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vindt myelinatisatie van het brein van voor naar achter of van achter naar voor plaats? Waarom?

A

van achter naar voor. Hoger ontwikkelde hersenstructuren komen later (prefrontale cortex).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met first in last out en last in first out als we het hebben over hersenfuncties?

A

Hersenfuncties zoals sensorische input wordt als eerste ontwikkeld (first in) en wordt als laatste verminderd (last out) andersom geldt voor functies in de prefrontale cortex. (last in first out)

17
Q

Welke drie typen beroertes (CVA) zijn er?

A
  • *Hersenbloeding**: bloedvat knapt in het brein
  • *Herseninfarct:** blokkade van bloedvat
  • *TIA:** blokkade van bloedvat, maar tijdelijk en kan zichzelf oplossen. Effecten zijn ook vaak tijdelijk.
18
Q

Welke drie behandelingen kun je direct na een beroerte uitvoeren?

A
  1. oplossen bloedpropjes ingeval van TIA bij hersenbloeding juist niet dit kan het erger maken.
  2. overstimulatie reduceren: blokkeren glutamaat-receptoren
  3. brein koelen tegen zwelling.
19
Q

na een beroerte ontstaat diaschisis. Wat houdt dit in?

A

verminderde activiteit van overlevende neuronen na schade aan verbonden neuronen. Door de schade aan neuronen in het beroerte gebied krijgen andere neuronen die verbonden waren met deze beschadigde neuronen minder stimulatie.

20
Q

Wat zijn collateral sprouts? Hoe kunnen deze positief of negatief zijn?

A

na een beroerte zijn bepaalde verbindingen van neuronen beschadigd. In deze leegte kunnen nu nieuwe verbindingen worden gevormd deze kunnen:

positief zijn wanneer deze verbindingen naar het oorspronkelijke gebied gaan.
Negatief zijn wanneer deze verbindingen uit een ander gebied komen.

21
Q

Wat is denervatie supersensitiviteit wat kan optreden na een beroerte?

A

de overlevende neuronen in beroerte gebied kunnen gaan overcompenseren voor het tekort aan neuronen op die plek.

22
Q

Wat is het locked-in syndroom?

A

syndroom dat ontstaat door een infarct (blokkade) in het pons, met als gevolg dat de persoon niet meer vrijwillig kan reageren (soort coma).

23
Q

Wat gebeurd er bij Fantoompijn? wat toonde experimenten aan?

A

In een studie naar fantoompijn kwam naar voren dat mensen waarbij de hand was geamputeerd iets opvallends gebeurde. Wanneer gevraagd werd hun mond te bewegen zag je dat in de hersenen niet alleen het hersengedeelte van de mond actief werd, maar ook dat van de hand. De mond heeft dus delen van het hersengebied van de hand overgenomen en dit kan voor gemixte signalen zorgen.

24
Q

Een veel geloofde misconceptie van evolutie is o.a. Lamarckian evolution.

A

Als je een structuur veel gebruikt en sterker wordt zal deze ook versterkt terugkomen in nageslacht. Andersom geldt dit ook.

25
Q

Wat is reciprocal altruism?

A

Niet alleen doe jij wat voor mij dan doe ik wat voor jou. Ook doe jij wat voor een ander dan doe ik wat voor jou. Dit gedrag is vooral geobserveerd bij mensen.

26
Q

Wat is group selection?

A

Het idee dat altruistische groepen beter functioneren dan minder cooperatieve groepen. Dit werkt voornamelijk goed voor mensen omdat wij het vermogen hebben niet cooperatieve mensen te straffen of buiten te sluiten.