H12 en H13 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

welke twee type langetermijngeheugen worden in het boek beschreven?

A
  1. Semantisch geheugen: feitelijke kennis
  2. episodisch geheugen: herinneringen voor persoonlijke gebeurtenissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kortetermijngeheugen is in de literatuur een beetje achterhaald en is opgesplitst in twee type geheugen. Welke zijn dit?

A
  1. Sensorisch geheugen: Heeft een hele grote capaciteit, maar hele korte duur <1 sec
  2. werkgeheugen: ongeveer vier items, chunken is een belangrijk concept hierin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee type sensorisch geheugen onderscheiden we?

A
  1. iconisch: visueel
  2. echoisch: auditief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een interessante bevinding als het gaat over hersenactiviteit tijdens werkgeheugen taken?

A

wanneer een stimulus wordt gepresenteerd en daarna weer weggehaald en het werkgeheugen hiermee aan de slag moet. Zien we pieken in gamma-golven wisselen tussen cellen, ipv een voortdurende representatie van 1 cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het werkgeheugen experiment uit aan de hand van plaatjes A, B en C

A

A. De aap ziet waar het eten verborgen wordt. Het scherm gaat naar beneden voor een korte tijd en de aap moet in het werkgeheugen vasthouden waar het eten ligt. Je ziet hier verhoogde activiteit in plaatje C. Vervolgens gaat het scherm weer omhoog en moet de aap een actie uitvoeren en hoeft het niet meer vast te houden in het werkgeheugen. Dit is te zien aan verminderde activiteit in plaatje C. Deze metingen vonden plaats in de Dorsolateral prefrontale cortex plaatje B.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als we het kijken naar kortetermijngeheugen, langetermijngeheugen en procedureel geheugen. Wat zijn dan de schade aan deze type geheugen bij mensen met amnesie?

A
  • KTG: meeste problemen
  • LTG: meestal weinig problemen
  • PG: meestal geen problemen: (vb: fietsen) dit komt doordat dit waarschijnlijk ergens anders in het brein gevestigd is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar wordt Wernicke-korsakoff syndroom door veroorzaakt? Wat zijn de functionele beperkingen? Welke type geheugen zijn aangetast?

A
  • veroorzaakt door thiamine-deficientie (vitamine B1)
  • confabulatie: invullen van geheugen, wat plausibel is maar niet waar is. Ze zijn zich niet bewust dat ze geheugen verlies hebben, dus ze verzinnen dingen die ze op een ander moment hebben meegemaakt.
  • KTG en LTM zijn aangetast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke genetische zaken weten wij over ziekte van Alzheimer?

A
  • Mensen met down syndroom ontwikkelen veel vaker de ziekte op middelbare leeftijd. Onderzoekers hebben ontdekt dat het 21e gen inderdaad een rol speelt bij de ontwikkeling van alzheimer bij mensen met down syndroom. Echter is dit veel minder het geval bij mensen die niet dit syndroom hebben .
  • Verschillende genen zijn geassocieerd met late onset van alzheimer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat weten wij over de oorzaak van de hersenschade bij alzheimer?

A

accumulatie van amyloid-b dit zorgt voor:

  • beschadiging axonen en dendrieten vormen samen plaques
  • vermindert synaptische input
  • vermindert plasticiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is cascade hypothese?

A

Grote hoeveelheden amyloid-b zorgen voor veranderingen in tau-proteinen, die niet meer kunnen binden aan oorspronkelijke targets, wat leidt tot ophopingen van tau en tangles.

Dit is het geval bij mensen met Alzheimer volgens deze hypothese. echter laat onderzoek zien dat ook mensen zonder alzheimer dit kunnen hebben zonder cognitieve problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kinderamnesie

A

universele ervaring. we herinneren niet veel van de eerste jaren van ons leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke hypotheses zijn er voor kinderamnesie?

A
  1. Taal en complex denken ontwikkelen pas later
  2. Er vinden nog veel veranderingen plaats in de hippocampus, zoals de formatie van nieuwe neuronen, dit zorgt er voor dat oude weggeduwd worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat hebben we geleerd van casus H.M. waar de hippocampus werd verwijderd?

A

anterograde en retrograde amnesie. Hij was echter wel is staat in enige vorm om semantische herinneringen te vormen. Dit geeft een illustratie dat het episodische en semantische geheugen in verschillende gebieden verwerkt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Na hippocampale schade zie je slechtere prestatie op welke twee taken?

A
  1. Delayed matching-to-sample task: een deelnemer ziet een object en moet later datzelfde object in een set aanwijzen
  2. delayed nonmatching-to-sample task: een deelnemer ziet een object en moet later een ander object in een set aanwijzen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zijn mensen met schade aan de hippocampus vaak niet in staat jongere herinneringen maar wel oudere herinneringen op te halen?

A

oudere herinneringen met minder contextuele details zijn meer afhankelijk van de hersenschors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee andere functies heeft de hippocampus naast LTG?

A
  1. navigatie
  2. spatiele orientatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke twee soorten cellen vinden we in de hippocampus?

A
  1. plaatscellen
  2. tijdcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de entorhinale cortex vinden we grid cellen. wat is de functie hiervan?

A

ondersteunend hersengebied naast de hippocampus. Gridcellen coderen voor locaties in een hexagonaal grid

19
Q

Benoem de volgende hersengebieden. Wat vormen nummer 1 en 3 samen?

A

striatum.

20
Q

Vul de tabel in

A
21
Q

Welke vier onderdelen vormen samen de basal ganglia?

A
  1. globus pallidus
  2. subthalamische nucleus
  3. substantia nigra
  4. striatum
22
Q

Wat is probabilistisch leren?

A

leren aan de hand van voorspellen. BV de weervoorspellingstaak.

23
Q

Wat is het verschil tussen leren van de basal ganglia en de hippocampus?

A

hippocampus→bewust leren

basal ganglia→graduele leren: onbewust en niet expliciet.

24
Q

Wat is een hebbiaanse synaps?

A

een synaps die in effectiviteit toeneemt door gelijktijdige activatie in het pre en post synaptische neuron (LTP). Dit type neuronen ligt ten grondslag van associatief leren.

25
Q

Wat is habituatie en sensitisatie?

A
  • habituatie: afname in een respons op een stimulus die herhaaldelijk is gepresenteerd, terwijl ook andere stimulatie gelijk bleef.
  • Sensitisatie: toename in de respons op een milde stimulus, door voorafgaande ervaring met meer intense stimuli
26
Q

Wat is langetermijnpotentiering. Op welke drie functies rust dit?

A

LTP is het sterker worden van een synaps door recente patronen van activiteit.

  1. specifiteit: alleen synapsen die heel actief zijn geweest worden sterker
  2. cooperativiteit: gelijktijdige stimulatie via twee of meer axonen produceert sterkere LTP dan herhaalde stimulatie van 1 axon.
  3. associativiteit: het paren van en zwakke input met een sterk zorgt dat latere response op een latere zwakke input versterkt worden.
27
Q

Wat zijn algemene verschillen tussen het mannelijke en het vrouwelijke mensen brein?

A

mannen brein is zwaarder maar vrouwen hebben diepere sulci, daarom hebben wij wel een gelijke oppervlakte.

28
Q

Wie zijn er beter in: taal vloeiendheid, spatieel inzicht en wiskunde. Mannen of vrouwen?

A
  • taalvloeiendheid→ vrouwen
  • spatieel inzicht→mannen
  • wiskunde→gelijk
29
Q

Ons brein is de afgelopen duizenden jaren flink gegroeid. Welk gen heeft waarschijnlijk hier invloed op?

A

het microcephalin-gen. (wordt geassocieerd met het Zika virus)

30
Q

Via welke drie gebieden vindt voornamelijk lateralisatie plaats tussen de twee hemisferen?

A
  1. corpus callosum
  2. anteriore commissuur
  3. hippocampale commissuur
31
Q

Over het algemeen zijn de hemisferen cross lateraal ingedeeld. Welke twee uitzonderingen zijn er?

A
  • Beide hemisferen zijn betrokken bij spieren romp en het gezicht.
32
Q

Hoe ontvangen wij informatie van het visuele veld?

A

de helft van de axonen van elk oog kruisen naar de andere kant van het brein in het optische chiasma

33
Q

Hoe ontvangen wij auditieve informatie? Hoe bepalen localiseren wij geluid?

A
  • Elk oor zendt informatie naar beide hemisferen.
  • Elke hemisfeer besteedt meer aandacht aan de input van het oor aan de contralerale kant
  • Hersengebieden vergelijken de input van beide oren op aankomst tijd. aan de hand van discrepantie van aankomsttijd tussen het linker en het rechter oor wordt geluid gelokaliseerd.
34
Q

Thompson identificeerde een belangrijke nucleus van het cerebellum de Lateral interpositus nucleus (LIP) wat is de functie van dit gebied?

A

Is essentieel voor leren. Dit onderzocht hij met konijnen door dit gebied te blokkeren en daarna te deblokkeren.

35
Q

de linker hemisfeer is verantwoordelijk voor taal begrip. Welk hersengebied ligt hieraan ten grondslag?

A

de planum temporale is bij de meeste mensen groter in de linker hemisfeer dan in de rechter hemisfeer. Is uit onderzoek gebleken bij o.a. baby’s

36
Q

Wat is aphasia?

A

een beperking in productie en begrip van taal.

37
Q

Wat is het verschil in taal productie en begrip tussen wernicke’s aphasia en broca’s aphasia?

A

Broca: non-fluent

  • benoemen alleen betekenisvolle delen van een zin.
  • begrijpen taal over het algemeen goed, maar hebben moeite met voorzetsels, vervoegingen en complexe grammatica

Wernicke: fluent

  • benoemen betekenisloze delen van een zin.
  • begrijpen taal slecht. moeite met het bedenken van namen van objecten anomia
38
Q

Wat is de dyslexia? wat is de oorsprong?

A

specifieke problemen met lezen en het vertalen van symbolen naar geluiden. Er zijn veel verschillende vormen zoals beperkingen in auditories geheugen en problemen met visuele aandacht. Dyslexie lijkt een genetische oorsprong te hebben.

39
Q

Wat is procedural memory?

A

Een vorm van impliciet geheugen gericht op het ontwikkeling van motor skills en gewoonten.

40
Q

Wat is de hard problem binnen de cognitieve psychologie?

A

de vraag waarom consciousness bestaat.

41
Q

Wat is binocular rivalry

A

een concept waarbij twee verschillende stimuli gelijk waargenomen moeten worden, maar dat gaat niet. Je brein kan maar op een plek tegelijk focussen qua cognitie.

42
Q

Wat is het phi phenomenon in consciousness?

A

VB: je ziet een stip eerst op 1 plek, daarna verdwijnt het en verschijnt het 5cm er naast. Je neemt dan de stip waar als bewegend. Terwijl toen je stip 1 alleen nog zag toen dacht je nog niet dat het bewoog. Pas bij stip 2. Je hebt dus je consciousness gebruikt om de perceptie op stip 1 aan te passen.

43
Q

Wat is de rol van de ventromedial prefrontal cortex als het gaat om beslissingen? Wat voor gevolg kan schade aan dit gebied hebben?

A

modificeert reacties van de basal ganglia op keuzes op basis van waarden (beloning). Schade kan leiden tot tot te zelfverzekerde gedachten over keuzes. (bijvoorbeeld bij mensen met korsakoff→confabulatie)

44
Q

Wat is de voornaamste functie van de orbitofrontal cortex?

A

geeft informatie aan de ventromedial prefrontal cortex over hoe een beloning afweegt tegen een andere keuzes.