H3: Toekomstvoorziening (deel 2) Flashcards

1
Q

Van Leeuwen Convenant

A

Geen wachttijd voor uitkeringen voor overlijden of arbeidsongeschiktheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitzondering van leeuwen convenant bij uitsluitingsclausule

A

als overlijden binnen één jaar bij aangaan van verzekering te verwachten was, hoeft verzekeraar niet uit te keren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pensioendriehoek

A

drie partijen betrokken bij pensioen

werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pensioenovereenkomst

A

werknemer is de deelnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitvoeringsovereenkomst

A

werkgever sluit overeenkomst met pensioenuitvoerder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

omkeerregel

A

premie die werkgever betaalt, wordt niet gerekend tot het inkomen. Premie wordt van inkomen afgetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nabestaandenpensioen

A
  • partnerpensioen
  • wezenpensioen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nabestaandenpensioen op risicobasis

A

keert alleen uit wanneer men nog in dienst is bij overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitkeringsovereenkomst

A

uitkering op basis van eind of middelloonuitkering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

premieovereenkomst

A

ingelegde premie wordt gebruikt voor belegging van pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kapitaalovereenkomst

A

kapitaal dat op pensioendatum beschikbaar moet zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Flexibilisering van pensioen

A

Vervroegen mag altijd
uitstellen pensioen mag tot vijf jaar na AOW leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitruilpensioen

A

partnerpensioen is uit te ruilen tegen:

  • hoger ouderdomspensioen
  • eerder ingaand ouderdomspensioen
  • hoger en eerder ingaand ouderdomspensioen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

deeltijdpensioen

A

deels blijven werken na je pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoog-laag pensioen

A

mag niet minder dan 75% van hoogste uitkering zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wet verevening van pensioenrechten

A

bij echtscheiding (gehuwd, geregistreerd partnerschap) heeft ex-partner recht op 50% pensioen

17
Q

oudedagslijfrente

A

periodieke uitkering voor een vooraf afgesproken uitkering

ook voor nabestaanden: nabestaandenlijfrente

18
Q

overbruggingslijfrente

A

uitkering overbrugging 65 tot 67 jaar

19
Q

pré-brede herwaarderingslijfrente

A
  • geen revisie rente bij afkoop lijfrenteverzekering
  • verzekeringsnemer en begunstigen hoeven niet dezelfde persoon te zijn
  • begunstige betaalt inkomstenbelasting
20
Q

jaarruimte

A

welk bedrag iemand een bepaald jaar mag aftrekken/mag inleggen op een lijfrentevoorziening