H3: sociale cognitie Flashcards
Sociale cognitie
Studie van hoe cognitie wordt beïnvloed door het sociale en hoe dit ons sociaal gedrag beïnvloed
Welke bevindingen vond Asch in zijn studie
Warmte-dimensie= centrale dimensie in het beoordelen van een persoon
-> inktvlekeffect: Indien hoog score op de warmte dimensie, gaat men ook meteen andere eigenschappen aan die persoon toeschrijven
Configurationeel model van Asch
Hij maakt een onderscheid tussen
- Central traits –> meer invloed
- Peripheral traits -> minder invloed
–> central traits bepalen de betekenis van peripheral traits en bepalen zo het gestalt
2 centrale dimensies van persoonsperceptie van anderen (gevonden in studie Rosenberg)
- Bad-intellectual/good-intellectual (competentie)
- Bad-social/good-social (warmte)
Waarom zijn warmte en competentie de belangrijkste dimensies in onze persoonsperceptie?
Cruciaal voor de overleving
- Warmte: wat zijn de intenties van deze groep?
- Competenties: kunnen ze naar deze intenties handelen?
-> eerst bepalen of de andere goede of slechte intenties hebben, daarna pas of ze in staat zijn om ernaar te handelen
Welke conclusie kan je trekken uit de studie met lexicale decisietaak?
Resultaat van de studie: negatief warmte woord sneller herkend
-> men is in staat om heel snel negatieve woorden van de warmte dimensie te herkennen, omdat deze mogelijks gevaar signaleren
Welke factoren bepalen welke dimensie het belangrijkste is
- Het perspectief: gaat het over in-group of out-group
- De context waarin er oordeelsvorming moet gebeuren
- Het primacy-effect: informatie die je als eerste krijgt heeft grote invloed op je persoonsvorming, moeilijk bij te stellen
- Positiviteit / negativiteit van de informatie: negatieve informatie heeft meer invloed (feller bij warmte-dimensie)
- Personal construct (= persoonlijke keuze van belangrijkste dimensie) en impliciete persoonlijkheidstheorieën (vaak sterk gedeeld binnen culturen)
- Fysieke verschijningen
Waarom heeft negatieve informatie rond warmte-dimensie meer invloed dan rond competentie-dimensie
- Warmte is intern geattribueerd, competentie minder aan persoon zelf gewijd
- Negatieve informatie is ongewoon, distinctief en extreem -> trekt meer aandacht
- Potentieel gevaar
Schema
Representatie van kennis over persoon/ situatie/ gebeurtenis die gebruikt kan worden bij het interpreteren van gedrag
-> meestal gebruikt wanneer we persoon al kennen
Verschillende soorten schema’s
- Script: gaat over gebeurtenis
- Persoonsschema: schema over 1 specifiek persoon
- Rolschema: schema over bepaalde rol
- Content-free schema: gaat over informatieverwerkingsregels
Categorie
Verwijst naar groepen mensen die verwantschap hebben, maar niet noodzakelijk één kenmerk allemaal gemeen hebben
-> vooral gebruikt wanneer persoon nog niet kennen
Wanneer veranderen onze schema’s en stereotypen
Allerbelangrijkste -> tijdsgeest
andere mogelijkheden
- Boekhouden= langzaam stereotypen aanpassen doordat je alsmaar tegenvoorbeelden ziet
- Conversie: opeens veranderen van stereotypen door geconfronteerd te worden met extreem voorbeeld waarin stereotypen totaal niet op gaat
- Subtypes creëren (bv: deze zijn anders)
Welke informatie valt ons op
- Opvallende stimuli
-> stimuli die opvalt in bepaalde context
-> bij schendig van verwachtingen
-> iets wat dominant aanwezig is in visueel veld
-> belangrijk voor je doelen - Levendige stimuli
-> hoge emotionele intensiteit
-> concreet en makkelijk voorstelbaar
-> nabij in de ruimte - Toegankelijke stimuli