đź’™H3: economie id eerste ML Flashcards

1
Q

val WRR

A

476: door inval Germanen
invloed op de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke economie werd welke

A

handelseconomie werd landbouweconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken landbouweconomie

A

-akkerbouw/veeteelt
-beperkte landbouwopbrengst
-vooral lokale producten, zelf geproduceerd weinig overschot
-weinig contact daarbuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe geraakte de arme boer aan een stuk grond te bewerken

A

woonde op het land vd heer(rijke), het land bewerken in ruil voor onderdak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat deed de boer met zijn landbouwoverschotten

A

hij had er weinig, moest ze afstaan aan de rijke heren en kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie zijn de rijke heren

A

grootgrondbezitters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

er was een groot onderscheid / grote ongelijkheid tussen

A

arme boeren
en rijke elite: grootgrondbezitters en keek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar woonden men in de landbouweconomie

A

-men woonden in kleine nederzettingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe toonde de elite wat

A

ze toonden graag dat ze rijk waren door aankoop luxeproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

van welke soort handel kwamen luxeproducten?

A

langeafstandshandel: vanuit het verre Oosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van welke weg kwamen de luxeproducten

A

handelsweg over land -> zijde route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarmee werden luxeproducten vervoerd

A

via karavanen, rondtrekkende kudden kamelen/paarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe hadden tussenhandelaars winst?

A

ze vroegen extra geld voor de luxeproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarmee werd er betaald?

A

met munten, zo ontstond beperkt geldeconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op de markt gebeurde wat?

A

lokale producten uit nederzettingen werden geruild

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorbeeld regionale handel

A

boeren hadden zout nodig om hun voedsel te bewaren

17
Q

gesloten landbouwsamenleving

A

met beperkte handel

18
Q

lokale handel

A

-landbouwproducten
-ambachtelijke producten
-ruilhandel

19
Q

regionale / lange afstandshandel

A

-voornamelijk luxeproducten
-betalen met munten/ruilmarkt