H3 Arm en rijk Flashcards

1
Q

bruto nationaal product bnp

A

De totale geldwaarde van alle goederen en diensten die alle staatsburgers van een land in een jaar produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bruto regionaal product brp

A

De totale geldwaarde van alle goederen en diensten die een regio in een jaar produceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de-industrialisatie

A

Afname van de productie en de werkgelegenheid in de industrie (onder andere door verplaatsing van het werk naar landen met lagere kosten en minder strenge wetgeving).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dekolonisatie

A

Het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

demografische druk

A

De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20 - 65 jaar) en de niet-productieve groepen (0 - 20 jaar en 65+).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

demografische transitie

A

Model dat de overgang laat zien van hoge geboorteen sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

explotatiekolonie

A

Een overzees gebiedsdeel dat dient als leverancier van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten voor het moederland en als afzetgebied van de producten uit het moederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

industrialisatie

A

Periode waarin een samenleving voor zijn inkomen steeds sterker afhankelijk wordt van industrie in plaats van landbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

multinational

A

Onderneming met vestigingen in ten minste twee landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

regionale ongelijkheid

A

Situatie waarin er sociaal-economische ongelijkheid bestaat tussen regio’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ruilvoet

A

Verhouding tussen het prijspeil van de exportproducten en het prijspeil van de importproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

samenstelling van de beroepsbevolking

A

Procentuele verdeling van de werkende bevolking over de primaire, secundaire en tertiaire sector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verstedelijking

A

Toename van het percentage mensen dat in de steden woont. Heet ook urbanisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vestegingskolonie

A

Een overzees gebiedsdeel waar kolonisten (meestal Europeanen) zich blijvend vestigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wereldsysteem

A

Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrum-periferiemodel, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zakelijk en financiële dienstverlening

A

Bedrijfstak die zich bezighoudt met het leveren van financiële en andere diensten aan bedrijven of de overheid.

17
Q

grijze druk

A

De verhouding tussen de groep 65-plussers en het aantal 20- tot 65-jarigen.

18
Q

groene druk

A

De verhouding tussen de groep 0- tot 20-jarigen en het aantal 20- tot 65-jarigen.

19
Q

human development index (hdi)

A

Cijfer dat aangeeft hoe hoog een land scoort op het bnp per inwoner, de levensverwachting en het analfabetisme.

20
Q

informele sector

A

Ongeschoold, slechtbetaald werk in de dienstensector dat niet officieel wordt geregistreerd. Mensen betalen geen belasting, maar hebben ook geen recht op uitkeringen.

21
Q

metropool

A

Heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op het gebied van economie, cultuur en politiek. Heet ook global city of wereldstad.

22
Q

opkomend land

A

Land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar dat wel een snelle economische groei doormaakt. Heet ook groeiland.

23
Q

speciale economische zone sez

A

Gebied waar buitenlandse ondernemingen zich vrij mogen vestigen en weinig belasting betalen.

24
Q

vrijemarkteconomie

A

Economisch systeem waarin bedrijven eigendom zijn van personen en de ondernemers zelf bepalen wat ze maken of welke diensten ze aanbieden.

25
Q

zware industrie

A

Bedrijven die veel (ruwe) grondstoffen gebruiken, zoals steenkool, ijzererts of ruwe olie.