h3 Flashcards
le pantalon
de broek
la jupe
de rok
la robe
de jurk
les chaussures v mv
de schoenen
l’anniversaire
de verjaardag
le pull
de trui
branché(e)
hip, in de mode
de taille
de kledingmaat
le marché
de markt
essayer
passen, proberen
sportif, sportive
sportief
hésiter
twijfelen
le vêtement
het kledingstuk
vraiment
echt, werkelijk
un peu
een beetje
d’abord
eerst
le sac
de tas
viens!
kom!
moche
lelijk
utile
nuttig
drôle
grappig
les baskets v mv
de sportschoenen
les bottes v mv
de laarzen
ensuite
daarna
prendre rendez-vous
afspreken
nécessaire
noodzakelijk
dépenser
uitgeven
faire du shopping
shoppen, winkelen
les lunnetes de soleil v mv
de zonnebril
le T-shirt
het T-shirt
l’argent(de poche) m
het (zak)geld
assez
nogal, genoeg
avoir besoin de
nodig hebben
on y va!
laten we gaan!
le magasin
de winkel
tout de suite
direct, meteen
la semaine
de week
la chose
het ding
rigolo, rigolotte
lollig
mettre
aantrekken, aandoen
presque
bijna
souvent
vaak
écoute!
luister!
expliquer
uitleggen
c’est promis
beloofd
un instant
één momentje
rendre
teruggeven
je comprends
ik begrijp(het)
faché(e)
boos
utiliser
gebruiken
décider
beslissen
finir
afmaken, klaar zijn
à cause de
vanwege
possible
mogelijk
lent(e)
langzaam
stressé(e)
gestrest
choisir
kiezen
moins
minder
longtemps
lang(qua tijd)
le chapeau
de hoed
j’ai pris
ik heb genomen
montrer
laten zien
la casquette
de pet
on doit
we moeten