Frans H1 Flashcards
la rentrée
de eerste schooldag
recontrer
ontmoeten
l’ami(e)
de vriend(in)
le frère
de broer
le/la jeune
de jongere
la découverte
de ontdekking
en avion
met het vliegtuig
en train
met de trein
en bateau
met de boot
en voiture
met de auto
pourquoi
waarom
parce que
omdat
mais
maar
incroyable
ongelofelijk
content(e)
tevreden
en Espagne v
in/naar spanje
en Allemagne v
in/naar duitsland
en Angleterre
in/naar engeland
aux pays-bas m mv
in/naar nederland
en Belgique
in/naar belgië
le voyage
de reis
le pays
het land
la famille
de familie
la soeur
de zus
la sortie
het uitstapje
au début
In het begin, eerst
ensuite
daarna
pauvre
arm
loin
ver
météo
het weerbericht
je crois
ik geloof
je prends
ik pak, ik neem
j’ai peur
ik ben bang
rester
blijven
arriver
aankomen
il fait froid
het is koud
il fait mauvais
het is slecht weer
il a plu
het heeft geregend
il pleut
het regent
le temps
het weer, de tijd
tout
alles, alle
presque
bijna
trop
te, te veel
d’abord
ten eerste, eerst
enfin
eindelijk
au printemps
in de lente
en été
in de zomer
en automne
in de herfst
en hiver
in de winter
toujours
altijd
je veux
ik wil
à l’étranger m
in het buitenland
fatiqué(e)
moe
voyager
reizen
la ville
de stad
néerlandais
Nederlands
anglais
Engels
allemand
Duits
espagnol
spaans
français
Frans
l’endroit m
de plek
l’eau v
het water
le mer
de zee
la piscine
het zwembad