H2+H3: basisassumpties en principes Flashcards

Tot en met VM - stopt bij Kader

1
Q

De zeven basisassumpties van PDT

A
  1. Ontwikkelingsperspectief
  2. Rol van onbewuste motivatie en intentionaliteit
  3. Overdracht van patronen van denken, voelen en handelen in vroegere naar huidige relaties
  4. Persoonsgericht perspectief
  5. Erkenning van complexiteit
  6. Focus op innerlijke psychische wereld en psychologische causaliteit
  7. Continuïteit tussen normale en psychopathologische ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De vier basisprincipes

A
  1. Mensbeeld
  2. Therapeutisch kader
  3. Relatie met de cliënt
  4. Veranderingsprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee basisassumpties in het psychodynamische mensbeeld

A
  1. Psychische ‘gelaagdheid’
  2. Trias van verborgen gevoel, angst en afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Defensie heeft altijd …

A
  1. Een verdedigingsaspect = behoud van evenwicht in het functioneren en zelf-waardegevoel
  2. Een uitdrukkingsaspect = uitingsvorm van verlangen en affect, deze is vaak vervormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Twee vormen van psychodiagnostiek

A
  1. Categoriale, descriptieve diagnostiek
  2. Dimensionele, structurele diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie verdedigingsmechanismen

A

Afweermechanismen zijn automatische psychologische processen die het individu beschermen tegen angst. Men is vaak niet bewust van deze processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primitieve VM

A
  1. Splitting = realiteit wordt opgesplitst in twee categorieën (zwart-wit denken)
  2. Projectie = eigen gevoelens of eigenschappen op iemand anders projecteren
  3. Projectieve identificatie = voorbeeld gevoel cliënt bij therapeut leggen, maar T begint aan zichzelf te twijfelen
  4. Primitieve ontkenning of loochening = iets ontkennen dat in de externe realiteit gebeurd is, omdat we het moeilijk kunnen verdragen
  5. Dissociatie = eigen zelfbewustzijn loskoppelen van externe gebeurtenis
  6. Acting out = persoon kan iets moeilijk verdragen, dus gaat dit uiten in bepaald gedrag
  7. Omnipotente controle = kind dat de baas speelt, nog geen besef dat de wereld niet om kind draait
  8. Somatisatie = mentaal onvoldoende capaciteit om verbaal te zeggen wat er aan de hand is, dit wordt lichamelijk geuit (lichamelijke symptomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mature verdedigingsmechanismen

A
  1. Introjectie = maken bepaalde eigenschap eigen aan ons, maar weten dat dit van iemand anders komt
  2. Identificatie = niet meer erkennen dat eigenschap van iemand anders komt
  3. Displacement = boze gevoelens op iemand anders richten
  4. Isolatie van affect = affect afsplitsen van cognitie (rationalisatie en intellectualisatie)
  5. Verdringing = uit zich in versprekingen of vergeetachtigheid
  6. Ongedaan maken = iets dat gebeurd is, willen we ongedaan maken
  7. Reactieformatie = lastige gevoel volledig omdraaien
  8. Sublimatie = aanvaardbare vorm om lastige gevoelens te kunnen uiten
  9. Humor = lachen met eigen miserie
  10. Regressie = tijdelijk terugvallen op ontwikkelingsniveau dat je al gepasseerd bent
  11. Compartimentalisatie = gescheiden houden van twee ideeën die je niet goed gelijmd krijgt
  12. (Rol)omkering = je zit in een andere rol dan je in zou moeten zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly