H2: algemene systeemtheorie en cybernetica Flashcards

1
Q

Uit welke taal komen samenstelling?

A

Grieks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de 3 namen die betrokken zijn bij de opkomst van het systeemdenken in de 20e eeuw.

A

1) Ludwig von Bertalanffy
2) Norbert Wiener
3) Gregory Bateson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie is de grondlegger van de algemene systeemtheorie?

A

Ludwig von Bertalanffy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ligt de focus bij de algemene systeemtheorie?

A

Focus op interconnectiviteit in de dynamiek van systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de principes van de algemene systeemtheorie?

A

1) Holisme
2) Interconnectiviteit
3) Dynamische processen
4) Open systemen
5) Feedbackmechanismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend het principe holisme?

A

= systemen zijn meer dan de som van delen, deze interacties creëren emergente eigenschappen die niet kunnen worden begrepen door alleen naar de individuele elementen te kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn emergente eigenschappen?

A

= de nieuwe eigenschappen die op het hogere organisatieniveau verschijnen wanneer delen met elkaar in interactie gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emergentie

A

= proces waarbij nieuwe eigenschappen ontstaan in de interactie tussen de simpele, kleine entiteiten die lk op zich niet deze eigenschappen bezitten (het geheel is meer dan de som van de delen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekend het principe interconnectiviteit?

A

= alle onderdelen van een systeem zijn met elkaar verbonden, verandering in 1 deel van het systeem kunnen invloed hebben op andere delen (creërt een dynamisch en interactief proces)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt het principe open systemen in?

A

= meeste systemen zijn open en staan in wisselwerking met hun omgeving. ze wisselen energie, info en materie uit met hun externe omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt het principe feedbackmechanismen in?

A

= systemen bevatten vaak feedbackloops en deze helpen gedrag te reguleren (zowel positieve als negatieve feedbackloops)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het principe dynamische processen in?

A

= systemen evolueren en veranderen doorheen de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie is de grondlegger van cybernetica?

A

Norbert Wiener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is cybernetica?

A

= een theoretisch kader voor het bestuderen van systemen en hun gedragingen, waarbij de focus ligt op communicatie, feedback en aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van cybernetica?

A

1) interdisciplinair karakter
2) zelfregulatie en controle
3) communicatie
4) complexiteit en adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef een voorbeeld of toepassing van cybernetica.

A
  • AI
  • gezinnen, families
  • onderneming, bedrijf
  • verwarmingssystemen
17
Q

Wie is de grondlegger van an ecology of mind?

A

Gregory Bateson

18
Q

Wat zijn de 3 kernideeën van de ecologie van systemen (an ecology of mind)?

A

1) het streven naar evenwicht
2) het vermogen zich aan te passen aan veranderende omstandigheden
3) de manier waarop een gezinssysteem zich aanpast: positieve en negatieve feedback-loops

19
Q

Wat is een andere benaming voor negatieve feedback?

A

= morfostase = mophostasis

20
Q

Wat is een andere benaming voor positieve feedback?

A

= morfogensese = morphogenesis

21
Q

Wat houdt negatieve feedback in?

A

= het gezinssysteem behoudt haar status quo

22
Q

Wat houdt positieve feedback in?

A

= groeien nieuwe structuren in het systeem wat leidt tot verandering