H2 Flashcards

1
Q

Passief transport (soorten)

A

Diffusie door bilipidenlaag
Diffusie door ionenkanaal
Binding op transporteiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Actief transport (uitleg)

A

Tegen de gradient in

Energie nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Actief transport (soorten)

A

Ionenpompen (+- transporteiwit)
Secundair actief transport
Endo-en exocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Passief transport (uitleg)

A

Gaat met de gradient mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gefaciliteerde diffusie

A

Diffusie dmv transport eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beperkingen transport eiwit

A

Verzadiging door beperkt aantal eiwitten
Competitieve inhibitie
Speciefiek transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Regeling celvolume

A

Dmv afbreken of opbouwen van moleculen om de osmolariteit aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysiologisch serum

A

Is isotoon

En veranderd celvolume niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten communicatie in het lichaam

A

Endocrien systeem

CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Non-exclusisviteit bij endocrino

A

1 doelcel kan meerdere hormonen hebben die het beinvloed

1hormoon kan meerdere doelcellen beinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interactie hormoon-doelcel

Biologische respons

A
  1. Doelcel heeft specifieke receptoren om hormoon te herkennen
  2. First messenger f(plaats receptor)
  3. Intracellulaire processen in doelcellen worden beinvloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intracellulaire boodschappen

A

Via proteine-kinasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Agonisten

A

Moleculen die aan een receptor binden en een effect bewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antagonisten

A

Zijn inhibitoren, ze bewerkstelligen geen effect na binden met receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Receptoren (opbouw)

A

Eiwitten

Bindt 1 enkel hormoon per keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Down-regulation

A

Wanneer [signaalmoleculen] heel hoog is is [receptoren] laag

17
Q

Up regulation

A

[signaalmoleculen] klein -> [receptoren] groot

18
Q

Desensitisering

A

Ongevoeliger maken

19
Q

Refractaire periode

A

Periode waarin de cel meer ongevoelig is aan een actiepotentiaal (vlak na een AP)

20
Q

Positieve feedback

A

Bv de depolariserende stroom Na+ in de cel