H2 Flashcards
De uitnodiging
Die Einladung
De taart
Die Torte
De verrassing
Die Überraschung
Het cadeau
Das Geschenk
Het weekend
Das Wochenende
Alles-niets
Alles-nichts
straks
bald
bezoeken
besuchen
uitnodigen
einladen
vertellen
erzählen
het spijt me
es tut mir leid
iets
etwas
vieren
feiern
knus
gemütlich
feliciteren
gratulieren
lachen
lachen
cadeau geven
schenken
zingen
singen
dansen
tanzen
thuis
zu Hause
de lente
der Frühling
de herfst
der Herbst
de zomer
der Sommer
de winter
der Winter
de mening
die Meinung
de traditie
die Tradition
de samenvatting
die Zusammenfassung
het feest
das Fest
beschrijven
beschreiben
duwen-trekken
drücken-ziehen
beleven
erleben
vrolijk-verdrietig
fröhlich-traurig
geven-nemen
geben-nehmen
voldoende
genug
gelukkig
glücklich
hemelvaart
himmelfahrt
luid-zachtjes
laut-leise
Pasen
Ostern
Pinksterren
Pfingsten
oudjaarsdag
Silvester
plaatsvinden
stattfinden
verstaan, begrijpen
verstehen
kerst
Weihnachten
de maand
der Monat
meebrengen
mitbringen
zich herinneren
sich erinnern
uitzien naar
sich freuen auf
blij zijn met
sich freuen über
ruziemaken
sich streiten
zich verkleden
sich verkleiden
zich voorbereiden
sich voorbereiten
wensen
wünschen
tonen
zeigen
de broer
der Bruder
de zoon
der Sohn
de zus
die Schwester
het enig kind
das Einzelkind
de broers en zussen
die Geschwister
de familieleden
die Verwandten
soms
manchmal
meestal
meistens
getrouwd
verheiratet
