H17 Diabetes Flashcards

1
Q

Tussen welke waarde heb je een goede glucosespiegel?

A

tussen de 4-8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoffen maakt de alvlees klier? (2)

A
  1. Insuline
  2. Glucagon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem de plek waar de groep cellen in het alvleesklier zitten?

A

Eiland van langerhals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke cellen zitten inde eilandjes van langerhals en wat produceren ze ? (2)

A
  1. Alfa cellen - maken produceren glucagon
  2. Beta-cellen - produceren insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Via wat krijgen wij mensen glucose ?

A

Via voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe gaat de proces van het verwerken van glucose? (2)

A
  1. Glucose komt via voeding in onze bloed = energiebron voor cellen om te werken
  2. Glucose gaat door insuline in cellen = van bloed naar cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er aan de hand bij diabetes type 1 ? (3)

A
  1. Auto-immuunziekte - immuunsysyteem valt betacellen aan die geen insuline meer kunnen aanmaken
  2. Geen insuline aanmaak door betacellen
  3. Erfelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zonder insuline kanā€¦

A

Glucose niet de cel in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de symptomen van DM-type 1 ? (7)

A
  1. Veel dorst
  2. Veel plassen
  3. Afvallen zonder reden
  4. ziek en beroerd voelen
  5. veel honger of geen honger
  6. wazig zien
  7. misselijkheid en overgeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicatie gebruik je bij DM-Type 1 ?

A

Insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is insuline?

A

Een eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt insuline toegediend?

A

Subcutaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt insuline subcutaan toegediend?

A

Omdat het eiwit in onze maag wordt afgebroken wordt en geen effect meer heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de bijwerking van insuline? (7)

A
  1. Hypoglykemie
  2. Gewichtstoename
  3. Hongergevoel
  4. Trillen
  5. Bleekheid
  6. Rusteloosheid
  7. Hartkloppingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer kun je een hypoglykemie krijgen? (3)

A

Bij overdosering van insuline
Weinig eten
Gelijktijdig met alcohol of medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een bijwerking van insuline?

A

Allergische reacties op injectieplaats komt wel eens voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zorgt insuline voor als het gaat om glycogeen?

A
  1. Insuline zorgt dat teveel glucose wordt omgezet in glycogeen = onze voorraadsuiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zorgt glycogeen voor als onze lichaam weer voorraadsuiker nodig heeft?

A

Glycogeen omgezet wordt in glucose wanneer onze lichaam voorraadsuiker nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer dien je insuline in?

A

Vlak voor de maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe weet je hoeveel IE je nodig hebt?

A

Bloedglucose wordt dagelijks gemeten, daardoor weet je hoeveel je nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de gevolgen van onbehandelde diabetes? (3)

A
  1. Macrovasculaire complicaties (schade grote bloedvaten)
  2. Microvasculaire complicaties (schade aan kleine bloedvaten)
  3. Slechte doorbloeding van voeten en onderbenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat wordt er verstaan onder macrovasculaire complicaties? (4)

A

Schade aan grote bloedvaten =
1. risico op hart en vaatziekte
2. hartkramp-aanval
3. Bloedvatvernauwing in benen
4. Zuurstofgebrek van organen + weefsels door te veel glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat wordt er verstaan onder microvasculaire complicaties?

A

Schade aan de kleine bloedvaten
1. nieren
2. ogen ā€“> je kunt blind worden
3. zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoelang werkt de ultrakortwerkende insuline zoals lispro, aspart en glulisine?

A

2-3 uurtjes voor de maaltijd toedienen

25
Q

Wat is er aan de hand bij DM-Type 2 ? (2)

A
  1. Beta-cellen maken te weinig insuline aan
  2. Je cellen zijn ongevoelig waardoor ze de insuline niet opnemen = meer insuline nodig om cellen gevoelig te maken
26
Q

Wat wordt als eerst aangeraden om te doen bij de behandeling van DM-Type 2 ?

A

Dieet = eetpatroon aanpassen = gezonder leefstijl ā€”> veel bewegen = cellen worden weer gevoeliger

27
Q

Wat zijn de symptomen van DM-Type 2? (7)

A
  1. Veel dorst - last van droge mond
  2. Veel plassen
  3. Moe
  4. Last van ogen, branderige ogen, Wazig, dubbel of slecht zien
  5. Slecht genezende wondjes
  6. Kortademigheid op pijn in benen bij lopen
  7. Infecties die vaak terug komen = blaasontsteking
28
Q

Welke medicatie wordt er gebruikt als dieet niet helpt? (6)

A
  1. Biguaniden
  2. SU-Derivaten
  3. DDP-4-remmers
  4. Thiazolidinedionen
  5. GLP-1-angonisten
  6. SGLT-2- remmers
29
Q

Wat is eerste keus bij DM-Type 2 ?

A

De groep ; Biguaniden = Metformine

30
Q

Waarom heeft metformine de meeste voordeel?

A

Heeft als bijwerking geen hypoglykemie

31
Q

Wat is de werking van metformine? (2)

A
  1. Ze verlagen de glucoseproductie
  2. Gevoeligheid van cellen voor insuline verhogen ā€“> insuline wordt beter opgenomen in cellen ipv dat het in het bloed blijft
32
Q

Wat is de bijwerking van metformine? (5)

A
  1. Maag-darmklachten
  2. moeheid
  3. duizeligheid
  4. metaalsmaak = blijvend
  5. misselijk
33
Q

Wanneer wordt SU-Derivaten vaak bij gegeven?

A

2e keus
Bij patienten die hart- en vaat ziekte hebben

34
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de SU-Derivaten? (4)

A
  1. Tolbutamide
  2. Gliclazide
  3. Glimepiride
  4. Glibenclamide
35
Q

Waarmee wordt SU-Derivaten vaak mee gecombineerd?

A

met Metformine

36
Q

Wat is de werking van SU-derivaten?

A

Verhogen de productie van insuline via beta-cellen in alvleesklier = meer aanmaak insuline

37
Q

Wat is de bijwerking van SU-Derivaten? (1)

A

Hypoglykemie

38
Q

Welke medicatie vallen onder de groep DDP-4-Remmers? (3)

A
  1. Sitagliptine = Januvia
  2. Linagliptine
  3. Vidagliptine
39
Q

Uit welke 2 geneesmiddelen bestaat jet middel Janumet uit?

A

Sitagliptine en metformine

40
Q

Wat is de werking van DDP-4-Remmers?

A

Verhogen een darmhormoon die belangrijk is bij
productie insulineā†’dus meer insuline productie

41
Q

Wat is de bijwerking van DDP-4remmers? (2)

A
  1. misselijkheid
  2. verminderde eetlust
42
Q

Welke middel valt onder de groep Thiazolidinedionen?

A

Pioglitazon

43
Q

Wat is de werking van Pioglitazon?

A

Verhoogd gevoeligheid van de cellen voor insuline

44
Q

Wat is ook een voordeel van Pioglitazon wat metformine ook heeft?

A

Geen hypoglykemie als bijwerking

45
Q

Wat zijn de bijwerkingen van Pioglitazon? (5)

A
  1. Gewichtstoename
  2. Oedeem
  3. Moeilijk erectie krijgen
  4. Wazig zien
  5. Hartfalen
46
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de groep GLP-1-Angionisten? (3)

A
  1. Semaglutide = ozempic
  2. Exenatide
  3. Liraglutide
47
Q

Hoe dien je GLP-1-Angionisten toe?

A

Subcutaan = injectie

48
Q

Waar moet je GLP-1-Angionisten bewaren?

A

In de Koelkast

49
Q

Wat is de werking van GLP-1-Angionisten?

A

Verhogen de insuline productie = hypo als bijwerking bij teveel toedienen

50
Q

Wat zijn de bijwerkingen van GLP-1-Angionisten? (2

A
  1. Remmen maagbeweging
  2. Maag-darmklachten zoals misselijkheid
51
Q

Uit welke groep komt het middel Rybellsus?

A

Uit de groep GLP-1-Angionisten = tablet

52
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de groep SLGT-2-remmers?

A
  1. Dapagliflozine = Forxiga
  2. Canagliflozine
  3. Empagliflozine
53
Q

Wat is de werking van de groep SGLT-2-remmers?

A

Remmen heropname van glucose in nieren = stoffen gaan met urine mee naar buiten

54
Q

Wat is de bijwerking van SGLT-2-remmers? (4)

A
  1. Hypoglykemie
  2. UWI
  3. Genitale infecties
  4. Bloedverzuring
55
Q

Wat is de betekenis van Hypoglykemie ?

A

Te lage bloedglucosegehalte

56
Q

Wanneer kun je een hypo krijgen?

A

Bij gebruik van te veel insuline of medicatie die direct invloed hebben op insuline

57
Q

Wat gebeurd er bij een Hyp[oglykemie?

A

Teveel glucose uit bloed gaat naar de cellen = te weinig glucose in bloed

58
Q

Wat voor klachten heb je bij een hypoglykemie? (4)

A
  1. Duizelig
  2. Hoofdpijn
  3. Moe
  4. Zweten
59
Q

Wat kan er in de ergste gevallen gebeuren bij een hypoglykemie en wat kun je het beste daaraan doen ?

A

Je kunt bewusteloos raken en snelle suikers zoals geconcentreerde sappen kun je het beste innemen (dextro tablet)