H13.1 Leren, geheugen, geheugenverlies en hersenfuncties Flashcards

1
Q

Engram

A

Een materiële representatie van het geleerde in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lashley’s conclusie: massa actie

A

De cortex werkt als geheel, en hoe meer cortex, hoe beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lashley’s conclusie: equipotentialiteit

A

Alle delen van de cortex dragen even veel bij aan complex gedrag zoals leren en elk deel van de cortex kan een ander vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laterale interpositus nucleus (LIP)

A

Essentieel voor leren, retentie en uitdoving van de geleerde responsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Consolideren

A

Informatie omzetten naar het langere termijn geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkgeheugen (Baddely en Hitch)

A

Slaat informatie alleen op wanneer iemand deze informatie gebruikt, voornamelijk prefrontale cortex. Veranderingen in PC zijn de oorzaak bij beperkingen van WG bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Delayed response task

A

Iemand moet reageren op een stimulus die hij/zij kort heeft gezien of gehoord. Veranderingen in prefrontale cortex zijn oorzaak bij beperkingen van WG bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anterograde amnesie

A

Onvermogen om nieuwe herinneringen te vormen voor gebeurtenissen die zich na hersenschade voordoen. Wel een normaal werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Retrograde amnesie

A

Geheugenverlies van gebeurtenissen die plaatsvonden voor hersenschade. Wel een normaal werkgeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Episodische herinneringen

A

Herinneringen van gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Impliciet geheugen

A

Invloed van recente gebeurtenis op gedrag, ook al herkent de persoon deze invloed niet altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Expliciet geheugen

A

Het vrijwillig oproepen van informatie dat door een persoon als herinnering wordt herkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schade aan de hippocampus:

A

Verslechterd declaratief geheugen, wel korte termijn herinneringen maar geen lange termijn herinneringen, men kan niet consolideren, slecht in de delayed matching-to-sample task, slecht in het radiaal doolhof,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Declaratief geheugen

A

Vermogen om een herinnering in woorden aan te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Procedureel geheugen

A

Ontwikkeling van motorische vaardigheden en gewoonten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hippocampus is belangrijk voor:

A

Episodisch geheugen, ruimtelijk herinneringen, onthouden van details en context van een gebeurtenis,

17
Q

Delayed matching-to-sample task

A

Iemand ziet een object en na een tijdje moet men uit twee objecten kiezen welk object bij het eerdere object hoorde, tegenoverstelde is de nonmatching-to-sample task

18
Q

Basale ganglia is essentieel voor:

A

Procedureel geheugen

19
Q

Consolidatie van emotionele herinneringen

A

Emotionele herinneringen worden eerder geconsolideerd door uitscheiding van adrenaline en cortisol. Kleine hoeveelheden cortisol activeren de amygdala en hippocampus, die de opslag en consolidatie van recente herinneringen versterken. Teveel zorgt weer voor verslechtering

20
Q

Korsakoff Syndroom

A

Hersenschade veroorzaakt door lang thiaminetekort. Hersenen hebben dit nodig om glucose te metaboliseren. Te kort zorgt voor het afsterven of verminderen van neuronen, met name in de dorsomediale thalamus, input voor de prefrontale cortex. Symptomen: apathie, verwarring en geheugenverlies

21
Q

Confabulatie

A

Het verzinnen of raden van dingen om gaten in het geheugen in te vullen

22
Q

Ziekte van Alzheimer

A

Mensen met een beter procedureel geheugen dan declaratief geheugen, komt voortuit het slecht werken

23
Q

Oorzaak Alzheimer

A

Gengerelateerde ophopping van amyloid beta proteine 42, een eiwit, binnen en buiten neuronen. Beschadigde gebieden groepen zich in structuren: plagues, hoe meer gebieden, hoe meer de hippocampus, cerebrale cortex en andere gebied wegkwijnen. Ook een abnormale hoeveelheid tau proteine, produceert tangles

24
Q

Verhelpen van Alzheimer

A

1) Glucoseniveau verhogen waardoor de insulinehoeveelheid verhoogt: goed voor onthouden 2) middel wat acetylcholinereceptoren stimuleert of iets dat as42 blokkeert 3) curcumine, component van de kurkumaplant.

25
Q

Prefrontale cortex is essentieel voor:

A

Werkgeheugen en redeneren, het leren van straffen en beloningen

26
Q

Amygala is essentieel voor:

A

Het leren van angst

27
Q

Schade aan de pariëtale kwab:

A

Associatieproces is verslechterd

28
Q

Schade aan de anterieure en inferieure delen van temporale kwab:

A

Semantische dementie (verlies van semantisch geheugen: feitenkennis, algemeen geheugen en betekenis van woorden)