H10

Question 1

Organische verbindingen

Answer 1

moleculaire stoffen waarvan de moleculen zijn opgebouwd uit voornamelijk koolstof - en waterstofatomen

Question 2

koolwaterstoffen

Answer 2

moleculaire stoffen waarvan de moleculen zijn opgebouwd uit C- en H-atomen

Question 3

Anorganische verbindingen

Answer 3

verbindingen die niet tot de organische verbindingen behoren

Question 4

Carbonzuren

Answer 4

koolwaterstoffen met een carboxylgroep

Question 5

Alkanoaation

Answer 5

het zuurrestion van een alkaanzuur

Question 6

zuurrestgroep

Answer 6

COO⁻-groep

Question 7

Aldehyden en ketonen

Answer 7

koolstofverbindingen met een dubbelgebonden O-atoom dat, in tegenstelling tot carbonzuren, niet vergezeld gaat van een hydroxylgroep

Question 8

Aldehyde

Answer 8

dubbelgebonden O-atoom bevindt zich aan uiteinde keten

Question 9

Alkanal

Answer 9

koolstofverbinding met als enige karakteristieke groep een aldehydegroep

Question 10

Keton

Answer 10

het dubbelgebonden O-atoom bevindt zich ergens in het midden in de koolstofketen

Question 11

Alkanon

Answer 11

koolstofverbinding met als enige karakteristieke groep een ketongroep

Question 12

Ethers

Answer 12

klasse van koolstofverbindingen met een O-atoom dat zich tussen twee koolstofatomen in bevindt

Question 13

Alkoxyalkaan

Answer 13

wanneer de ethergroep de enige karakteristieke groep van de verbinding is

Question 14

Esters

Answer 14

klasse van organische verbindingen die in de natuur in rijp fruit en bloemen voorkomen

Question 15

Estergroep

Answer 15

H-atoom is vervangen door alkylgroep en molecuul heeft structuur van zuurrestion van carbonzuur: -COO- → alkanoaat

Question 16

Alkylalkanoaat

Answer 16

ester zonder andere karakteristieke groepen

Question 17

Alkanen

Answer 17

verzadigde koolwaterstoffen

Question 18

Substitutiereactie

Answer 18

reactie waarbij in een koolwaterstofmolecuul een atoom of atoomgroep wordt vervangen door een ander atoom of een andere atoomgroep

Question 19

Additiereactie

Answer 19

wanneer er uit twee moleculen één nieuw molecuul ontstaat

Question 20

Eliminatiereactie

Answer 20

de omgekeerde reactie van een additiereactie waarbij er een klein molecuul afsplitst en er een dubbele binding ontstaat

Question 21

Condensatiereactie

Answer 21

evenwichtsreactie waarbij twee moleculen tot een groter molecuul reageren en er tegelijkertijd een kleiner molecuul vrijkomt

Question 22

Asymmetrische ethers

Answer 22

O-H-groep van een van de alcoholen vervangen door andere groep, bijvoorbeeld broomatoom

Question 23

Amidebinding

Answer 23

alkaanzuren en alkaanaminen die onder de juiste omstandigheden een condensatiereactie aangaan, waarbij een watermolecuul wordt afgesplitst

Question 24

Hydrolysereactie

Answer 24

bij het maken van een ester-, ether-, of amidebinding komt een molecuul water vrij, daarom is bij het verbreken van die verbinding juist water nodig

Question 25

Amfolyt

Answer 25

kan zowel met een zuur als een base reageren

Question 26

Zwitterion

Answer 26

dubbelgeladen ion, waarbij de zuurgroep negatief en de aminogroep positief geladen is → elektrisch neutraal