H1 Wonen in Nederland Flashcards

1
Q

hoe zit het met het veiligheidsgevoel in Nederland?

A

-burgers voelen zich veilig: vertrouwen op bescherming van overheid tegen overstromingen
-overstromingsrisicobewustzijn = laag
^want men weet weinig over kustveiligheid, zeespiegelstijging en bodemdaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

is het overstromingsrisico in Nederland hoog of laag?

A

laag, want de kustverdediging wordt aangepast aan het overstromingsrisico van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar hangt het overstromingsrisico vanaf?

A

-risico hangt af van gevolgen in een dijkring: aantal doden / economische schade
-overstromingsrisico = overstromingskans x gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe wordt de overstromingskans kleiner?

A

De overstromingskans wordt kleiner door investeringen in veiligheidsmaatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar hangt de overstromingsschade vanaf? (5)

A

De schade die wordt aangericht hangt af van:
>oppervlakte van een dijkring
>ligging beneden zeeniveau
>aantal inwoners
>waarde van de bebouwde omgeving
>economische productiewaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een dijkring?

A

een gebied dat wordt beschermd van buitenwater door primaire waterkeringen of hogere gronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een primaire waterkering?

A

Beschermen ons tegen buitenwater: dijk, sluis, dam, duin
>buitenwater: de Noordzee, de Waddenzee, de grote rivieren en het IJssel- en Markermeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een secundaire waterkering?

A

beschermen ons tegen binnenwater (= meren, kleine rivieren, kanalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een waterschap/hoogheemraadschap?

A

een regionale overheidsinstantie die tot taak heeft de waterhuishouding te regelen:
-bescherming + onderhoud dijken
-beheersing grondwaterpeil en waterkwaliteit
🡪 kost veel geld!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klimaatverandering zorgt voor … want het zorgt voor het smelten van … en het …

A

zeespiegelstijging, want het zorgt voor het smelten van gletsjers en landijs en het uitzetten van zeewater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorzaken bodemdaling nederland: (3)

A
  1. opvering aardkorst scandinavie
  2. inklinking veengrond door oppompen water
  3. gaswinning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

relatieve zeespiegelstijging =…

A

de absolute zeespiegelstijging + de bodemdaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bij een hogere zeespiegel vindt er meer/minder duinafslag plaats

A

meer afslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

afslag/erosie is..

A

er wordt zand weggespoelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aanzanding is..

A

er wordt zand aangespoelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een positieve zandbalans?

A

er vindt netto meer aanslag plaats

17
Q

wat is een negatieve zandbalans?

A

er vindt netto meer afslag plaats

18
Q

wat is een zeereep?

A

duinstrook die direct aan het strand grenst

19
Q

de nederlandse kust in stand houden kan alleen als.. (5)

A
  1. De zeebodem moet over een grote afstand vanaf de kust flauw aflopen
  2. De stroming moet voldoende zand aanvoeren
  3. Het verschil tussen hoog- en laagwater (getijdenverschil) mag niet te groot zijn
  4. De kust mag niet worden geteisterd door zware stormen
  5. Er mag geen sprake zijn van een te snelle stijging van de zeespiegel
20
Q

wat is zandsuppletie?

A

kunstmatig proces waarbij zand wordt opgespoten om de kust van extra zand te voorzien, vanwege afslag door sterke erosie

21
Q

wat werd er gedaan aan waterbescherming na de instelling van de Deltacommissie in 1953? (5)

A

-dijken werden op Deltahoogte gebracht (=minimaal vereiste dijkhoogte volgens deltawet)
-afsluiting zeegaten
-bouw stormvloedkeringen
-Deltawerken brachten zoetwaterbekkens en drongen verzilting terug
-Nieuwe verbindingen legden de eilanden open, kortere relatieve afstand.

22
Q

wat is een nadeel en een voordeel van zeearmen afsluiten?

A

voordeel: meer zoetwater beschikbaarvoor o.a. landbouw
nadeel: zeewater kon bepaalde gebieden niet bereiken →leefgebied van dieren en planten werd betast

23
Q

wat is dynamisch kustbeheer?

A

een zodanig beheer van de kust dat natuurlijke processen (verplaatsing van sediment), al dan niet gestimuleerd, zo veel mogelijk ongestoord kunnen verlopen.

24
Q

wat is de basiskustlijn?

A

basiskustlijn (bkl) is in Nederland een representatie van de laagwaterlijn van 1990. Deze lijn wordt gebruikt om kusterosie en kustsedimentatie vast te stellen en zo nodig maatregelen te nemen.

25
Q

wat zijn 3 gevolgen van het aanleggen van de zandmotor?

A

-versterking van de kust
-natuur profiteert
-recreatie profiteert

26
Q

wat is een slufter?

A

een getijdengebied waarbij zout water vanuit zee onder invloed van het getij door een geul in de duinen het land binnen kan dringen. (Bijv. de Slufter op Texel)

27
Q

welke 3 waardes botsen in het kustgebied?

A

de ecologische-, economische- en veiligheidswaarden.
Bijv: bebouwing is slecht voor ecologie en veiligheid, maar voordelig voor de economie

28
Q

wat is bolwerkvorming?

A

= een kustlijn met een zwakke grens die veel bescherming vraagt
-betekent dat het overstromingsrisico toeneemt
→ er mag alleen worden gebouwd op plekken waar al aaneengesloten bebouwing is

29
Q

wat is de functie van bebouwingscontouren/grenzen?

A

moeten de kuststrook veiligstellen, alleen
binnen contouren mag voorwaardelijk
(ja, mits) worden gebouwd. Daarbuiten is het nee, tenzij.

30
Q

wat is de functie van het nationaal waterplan?

A

hierin is integraal waterbeleid beschreven: alle zaken die met waterveiligheid-, kwantiteit en kwaliteit te maken hebben

31
Q

wat is een zachte kust?

A

een kust die op natuurlijke manier wordt gevormd

32
Q

wat is een harde kust?

A

aangelegd en onderhouden door de mens → veerkracht van de kust neemt af

33
Q

wat zijn de 3 kusttypen?

A

-waddenkust: met zeegaten, eilanden en wadden
-gesloten kust: met duinen en strand
-estuariumkust: met estuaria (trechtervormige mondingen, hierin mengen zoet en zout water) en eilanden

34
Q

wat is het verschil tussen een Estuaria en een Delta? leg uit aan de hand van 3 kenmerken voor elk

A

Verschil Estuaria en Delta
Estuaria:
-Trechtervormige riviermondingen
-Getijdenverschil (eb en vloed) is goed merkbaar
-Water is brak
Delta:
-Rivier stroomt in laagland naar zee→ lage stroomsnelheid, veel sedimentatie → rivier loopt vast: gaat vertakken
-Geen getijdenverschil merkbaar
-Kan zoet, brak of zout zijn afhankelijk van locatie en seizoen

35
Q

wat zijn wadden?

A

gebieden die overstromen bij vloed, staan alleen droog bij eb/laagwater

36
Q

wat is het springtij?

A

wanneer de zon en de maan recht tegenover elkaar staan, aantrekkingskrachten versterken elkaar en getijdenverschil is groter

37
Q

wat is het doodtij?

A

wanneer de zon en de maan haaks op elkaar staan: getijdenverschil is kleiner

38
Q

is welke richting wordt zand vooral vervoert (via water) in nederland?

A

het Noord-Oosten

39
Q

hoe zit het met zandvervoer en de getijdenstromen in het waddengebied?

A

vloedstroom is sterker dan de ebstroom→ zand zakt naar de bodem
gevolg: de Wadden groeien doordat de vloedstroom meer sediment aanvoert dan de ebstroom kan afvoeren