H1: Kenmerken van de moderne wetenschap Flashcards

1
Q

‘Psychologie’

A

Letterlijk: ‘studie van de ziel’
Filosofen en religieuze denkers worstelen met de aard van de ziel
Voorkeur voor ‘geest’ ipv ‘ziel’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Invloed van epistemologie

A

Hoe mensen de wereld kunnen kennen
Heeft te maken met gewaarwording, perceptie, geheugen en denken
Huidige domein: cognitieve psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Invloed van ethiek

A

Hoe mensen zich zouden moeten gedragen
Ethische vragen hangen sterk af van de visie die men heeft op de menselijke aard
Psychologische vragen die deels kunnen beantwoord worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invloed van biologie

A

Inspiratie voor het creëren van onafhankelijke wetenschap
Idee dat functies van geest afhankelijk zijn van onderliggende hersenprocessen (19de eeuw)
Cognitieve neurowetenschap laat psychologen terugkeren naar fysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Invloed van evolutieleer

A

‘Wat is de functie van de geest in de strijd voor het bestaan door natuurlijke selectie?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Newtoniaanse stijl

A

Definieert wetenschappelijke benadering als het onderzoek naar een beperkt aantal wetten waarvan geobserveerde regelmatigheden in de natuur kunnen afgeleid worden
Wetten zijn samenvattingen van werkelijkheid
Vooral uitkomsten zijn doorslaggevend
Geen hypothesen: wil geen achterliggende mechanismen verzinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positivisme (Comte)

A

Wetenschap als enige bron van geldige kennis
Observeerbare feiten die gelden, niet de hypothetische verklaringen
Enkel descriptie, geen verklaringen
Afwijzing van alle kennis die niet controleerbaar is
Wetten zijn samenvattingen van observaties
Predictie (gebeurtenissen voorspellen) en controle (van natuur)!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie soorten verklaringen

A
  1. Deductief-nomologische verklaring
  2. Hermeneutisch begrijpen
  3. Functionele en teleologische verklaringen
  4. Causale benaderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Deductief-nomologische verklaring

A

Afleiding uit wetmatigheden
Over objectief en rigoureus testen van wetmatigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wiener Kreis model

A

Groep wetenschapsfilosofen die mede basis legde voor logisch positivisme
Probeerden demarcatie aan te brengen tussen wetenschap en non-wetenschap
Impliceerde strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hempel-Oppenheim model
(= Deductief Nomologisch model)

A

Opvolger van Wiener Kreis model
Wetenschappelijke verklaringen zien als logische argumenten
Gebeurtenis verklaren betekent dat je die gebeurtenis (explanandum) kan onderbrengen onder een algemene wet (explanans)
Verklaring bestaat uit het tonen dat het voorspeld kon worden (verklaren = voorspellen)
Sluit aan bij instrumentalisme: van elk theoretisch begrip moet kunnen worden aangegeven hoe het kan gemeten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Problemen met het D-N-model

A
  1. Er wordt niet gekeken naar hoe wetmatigheden er komen en inductieprobleem (zwarte kraaien) is niet opgelost
  2. Geen onderscheid tussen echte wetmatigheden en accidentele veralgemeningen
  3. Observaties zijn niet theorieneutraal: veronderstellingen maken obv reeds aanwezige kennis
  4. Eis van volledige verifieerbaarheid zorgde voor problemen (breekbaar, brandbaar, …) dus vervangen door eis van confirmatie: uitspraken moeten empirische consequenties hebben
  5. Deductie is een puur formele relatie: niet elke deductie is een verklaring (in D-N-model: voorspellen = verklaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie posities redenen vs verklaringen

A
  1. Radicale materialisten: dergelijke redenen niet nodig, alleen neuronale processen
  2. Redenen opvatten als oorzaken: mentale gebeurtenissen zijn oorzaken van observeerbare gedragingen
  3. Redenen toch onherleidbaar: niet volledig herleidbaar tot pure materiële elementen of mentale processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hermeneutisch begrijpen

A

Verstehen: begrijpen, kunnen inbeelden
Typisch voor humane wetenschappen: psychologen doen dit als ze met mensen praten
Kan enkel vanuit eigen culturele, sociale, morele achtergrond
Ideografisch: op individu gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hermeneutische cirkel

A

Een cyclus tussen het begrijpen van de bredere culturele achtergrond en de details van een cultuurproduct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Twee benaderingen hermeneutisch begrijpen

A
  1. Klassieke (nomothetische) benadering: uitspraken over groepen
  2. Ideografische benadering: op particuliere individu, geldt voor die persoon in die specifieke situatie ; geen algemene wetmatigheid (ideosyncratisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Functionele teleologische verklaringen

A

Functies en doelen
Het doel wordt gezien als verklaring voor een fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Twee soorten functies binnen de functionele benadering

A
  1. Causale rol (hoe?): nadruk op operatie en interactie van structurele elementen en bijdrage tot systeem, evolutionaire rol irrelevant
  2. Geselecteerde functies (waarom?): verwijzen naar selectie voor specifiek effect als etiologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Twee rollen van functionele verklaringen

A
  1. Functionele eenheid doorheen fysische diversiteit: maakt niet uit van wat het gemaakt is, alleen functie is interessant
  2. Functionele concepten tonen hoe dingen die normaal niet samenhangen, toch samenhangen in een gemeenschappelijk doel
20
Q

Twee soorten materialisme

A
  1. Token materialisme: idee dat mentale processen even goed zouden kunnen uitgevoerd worden met andere materiële toestanden (bv. computer) → fysieke componenten maken niet uit, zolang het zelfde functie uitvoert (= zwak materialisme)
  2. Type materialisme: hersenen zijn één realisatie, maar die ene realisatie maakt onze mentale processen uniek/specifiek → type realisatie doet ertoe
21
Q

Vijf mechanistische verklaringen

A
  1. Echte verklaring vergt uitleg hoe systeem werkt via analyse en decompositie van subsystemen
  2. Hiërarchie van functies: je kan alles op verschillende niveaus bekijken, maar het moet in het geheel passen
  3. Stabiele ‘fenomenen’ bestuderen
  4. Mechanisme gaat verder dan functionalisme: verklaart de functie door te tonen hoe het fenomeen werkt in zijn details en in het geheel
  5. Mechanisme verwerpt autonomie van niveaus, dus interlevel verklaringen: verschillende niveaus staan niet los van elkaar
22
Q

Causale benadering

A

Dieper begrip van achterliggende mechanismen: het waarom der dingen
Verklaart succes van wetenschap
Predictie en controle als gevolg van inzicht causale structuur

23
Q

Realisme vs instrumentalisme

A

Realisme: de wetenschap is in staat om onderliggende werkelijkheid naar boven te halen
Instrumentalisme: theorieën zijn louter instrumenten, we kunnen de werkelijkheid niet naar boven halen

24
Q

Mach vs Mendeljev

A

Mach: instrumentalistische visie (atoom als theoretisch instrument)
Mendeljev: realistische visie (er is onderliggende werkelijkheid: atomen als hypothetische samenvatting van empirische verschijnselen) → had gelijk

25
Q

Bohr vs Einstein

A

Bohr: instrumentalist: er is geen kwantumwereld, alleen kwantumbeschrijvingen; kwantumwetten zijn louter instrumenten
Einstein: realist: kon niet leven met het idee dat je niet tegelijk de plaats en impuls van deeltje kan bepalen (onbepaaldheidsprincipe)

26
Q

Syntactische benadering van theorieën

A

Onderscheid tussen:
Observatietermen: iets wat heel dicht bij observatie ligt
Correspondentiergels: tussen observatietermen en axioma’s: soort operationalisering
Axioma’s: echte theoretische begrippen

27
Q

Probleem syntactische benadering van theorieën

A

Scheiding van theorie en data: je hebt een theorie nodig om zinvolle data te kunnen zien

28
Q

Semantische benadering van theorieën

A

Theorie is een vereenvoudigd model van de realiteit
Model met abstracte mathematische structuur maar is gereduceerd en enkel toepasbaar op geïdealiseerde wereld zonder storende variabelen

29
Q

Zuinigheidsprincipe

A

Eenvoud is een kenmerk van de waarheid
Eenvoud is het kenmerk van de wetenschap

30
Q

Einsteins drie fasen van religiositeit

A
  1. Angst voor de dood (laagste)
  2. Geloof en liefde, moraal, ethiek
  3. Kosmische religiositeit (hoogste)
31
Q

Wetenschap vs religie

A

Geen holisme: wetenschap en religie zijn niet één
Religie niet wetenschappelijk benaderen
Wetenschap is deel van cultuur en vergt bepaalde kijk op wereld (feiten), religie is ook aspect van cultuur

32
Q

Naturalistische benadering van wetenschap

A

Wetenschap benaderen als instituut dat op zich empirisch bestudeerd kan worden

33
Q

Drie varianten van een naturalistische benadering

A
  1. Weltanschauung theoretici: theorie van wetenschapper is wereld waaruit deze denkt, maar dat kan veranderen waardoor je alles op andere manier ziet → Weltanschauung verandert
  2. Evolutionaire benadering
  3. Rivaliserende thema’s
34
Q

Methodologische benadering van wetenschap

A

Falsificationisme
Meer methodologische benadering
Wanneer theorie verwerpen of niet
Popper

35
Q

Thomas Kuhn

A

Spreekt in termen van paradigma-veranderingen: anomalieën kunnen zorgen voor revolutie, waardoor het ene paradigma aan de kant wordt geschoven voor een ander en de wereld anders wordt waargenomen

36
Q

Evaluatie Kuhn

A

Relativisme ingedijkt: relativisme is overdreven, anders kunnen we niet meer objectief zijn en zou alles subjectief zijn
Zijn revoluties zijn niet zo typisch, vaak zijn het gewoon evoluties

37
Q

Evolutionaire epistemologie

A

Natuurlijke selectie van ideeën: variatie, selectie en behoud
Evoluties in plaats van revoluties

38
Q

Vier themata naturalistische benadering

A
  1. Vaak tegenstellingen
  2. Soms scherp conflict, maar meestal is er sprake van evolutie
  3. Wetenschap doet beroep op alledaagse menselijke rationaliteit
  4. Belangrijk kenmerk van de wetenschap is de kritische methode die ze hanteert
39
Q

Falsificationisme

A

Popper
Normatieve benadering: hoe hoort een wetenschapper het te doen?
Kritiek op naturalistische benadering

40
Q

Wetenschap vs pseudowetenschap

A

Wetenschap moet falsifieerbaar zijn → belangrijkste demarcatiecriterium
Probleem met pseudowetenschap: kunnen niet gefalsifieerd worden dus ze hebben altijd gelijk

41
Q

Demarcatiecriterium

A

Een regel waardoor kan bepaald worden of het over een echte wetenschap of pseudowetenschap gaat
Pseudowetenschap heeft altijd ontsnappingsclausules genoeg
Wetenschappelijkheid van theorie heeft te maken met mogelijkheid dat theorie gefalsifieerd kan worden

42
Q

Vier problemen falsificationisme

A
  1. Eén weerlegging volstaat niet
  2. Onderlinge competitie tussen theorieën, minst slechte theorie wordt behouden
  3. Immunseringspraktijken zijn tot op zekere hoogte normaal: mag zolang het niet enkel daarom draait
  4. Inductie is nodig voor geloof in wetenschappelijke vooruitgang (corroboratie) en falsificatie-feit (betrouwbaarheid van de observatie)
43
Q

Twee mogelijkheden wanneer twee theorieën eenzelfde fenomeen verklaren

A

Reductie: grote theorie reduceren, de ene theorie gaat op in de andere, maar blijft geldig
Vervanging: oude theorie wordt fout bevonden

44
Q

Particuliere vs universele kennis

A

Particuliere kennis: in leefwereld, dagelijks leven
Universele kennis: over wetenschap, maar ook wiskunde en religie (wetenschap vertrekt van observatie particuliere feiten)

45
Q

Onthult de wetenschap de realiteit?

A

Volgens sommigen wel: realisme verdedigen om waarde van wetenschap veilig te stellen
Volgens sommigen niet: realisme verwerpen omdat echte realiteit grondig verschillend is

46
Q

Realisme vs antirealisme

A

Twijfel aan betrouwbaarheid van zintuigen, dit is intern contradictorisch
Wetenschappelijke fout verwijst naar correctie door wetenschap
Dat wetenschap overeenstemt met realiteit is geen empirische hypothese, maar conceptuele waarheid
Overlevingswaarde van zintuiglijk apparaat