H1 & 6 PS Flashcards

1
Q

Wat is een mogelijk gevolg van False positives?

A

het kan de reproduceerbaarheid verkleinen–>replicatie crisis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een objectieve claim?

A

kunnen worden bewezen waar of niet waar te zijn. Als een claim objectief is betekend het nog niet dat het waar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een subjectieve claim?

A

Kunnen niet worden bewezen of ze waar of niet waar zijn. Er is geen algemene waarheid alleen persoonlijke waarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van replicaties van studies op de kans op false positives?

A

Hoe vaker een studie wordt gerepliceerd hoe groter de kans dat er een false positive uitkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is inductie?

A

Een theorie bouwen gebaseerd op observaties: observatie–>analyse–>idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is deductie

A

consequenties infereren van een theorie: idee–>observatie–>conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definieer de begrippen: syllogisme, premise en statement.

A

syllogisme: bestaat uit twee of meer premises en een conclusie
premise: bestaat uit een conclusie die een statements zijn.
statement: verklarende zin die waar of niet waar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is in het geval van statements: true, valid en sound?

A

true (waar): volgens de wereld is het waar. Alle vogels hebben vleugels

valid (geldig): Juist gededuceerd, maar hoeft niet waar te zijn

sound (waar+geldig=correct) juist gededuceerd en waar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een argument en een verklaring?

A

argument: overtuiging dat een conclusie waar is.
verklaring: verklaard waarom iets waar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een generalisatie als we het hebben over syllogismen?

A

de premise die alles omvattend is. Alle……

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een intitial condition als het gaat om syllogismen?

A

sommige…. hebben…..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor type logica zijn syllogismen?

A

categorische logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vier categorieën worden gebruikt bij prepositionele logica?

A

A: All
I: Some
E: No
O: some …. are not ….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zie werkboek voor oefenen met waarheidstabellen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als A dan B. Hoe worden A en B hier genoemd?

A
  • *A: antecendent**
  • *B: consequent**
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een categorische statement of claim?

A

een statement die het wordt “alle” of “sommige” gebruikt.

17
Q

Wat is een predikaat?

A

een karakteristiek van het onderwerp. Het gras is groen. groen is hier het predikaat.

18
Q

de predikaat (P) van de conclusie wordt ook wel de … term genoemd

A

major

19
Q

Het onderwerp van de conclusie wordt ook wel de … term genoemd

A

minor

20
Q

De link tussen het predikaat en de conclusie wordt ook wel de … term genoemd

A

middle

21
Q

Kan een conclusie waar zijn, terwijl het syllogisme invalid is?

A

Ja

22
Q

Geef voor alle vier de figuren de categorische claims.

A
23
Q

Welke twee vormen van propositionele logica zijn valide?

A

Propositionele logica gaat altijd over: ALS… DAN…

modus ponens:

conditional claim: als A dan B

Antecedent: A is waar

conclusie: daarom is B ook waar

modus tollens:

als A dan B

concequent B is niet waar

Conclusie: Daarom is A ook niet waar.

24
Q

Welke twee vormen van propositionele logica zijn niet valide?

A

als A dan B

B is waar

Daarom is A ook waar

Als A dan B

A is niet waar

daarom is B ook niet waar

25
Q

Wat is een tautology?

A

Wanneer alle mogelijke waarde van een proposition waar zijn.