CT H3, 4 &5 Flashcards

1
Q

Welke twee soorten argumenten kunnen we onderscheiden

A

inductief: non-conclusive: conclusie volgt niet logisch uit de premissen. Conclusie is nooit zeker

Deductief: is altijd waar als het logisch volgt uit de premissen. Echter is het gebasseerd op aannamens dus kunnen we nooit helemaal zeker zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee soorten logica worden gebruikt in deductie?

A

categorische logica en propositionele logica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van vaagheid?

A

wanneer de reikwijdte van een concept onduidelijk is en grensgevallen niet duidelijk kunnen worden gedefinieerd volgens het concept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ambiguïteit?

A

een eigenschap die meerdere (legitieme) interpretaties (in een taal) draagt.

VB: De man slaat de hond met de stok.

Deze zin heeft twee betekenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie soorten ambiguiteit zijn er?

A
  1. syntactische: dubbelzinnigheid van betekenis als gevolg van dubbelzinnigheid in de structuur. VB “die varkens zijn te vet om te eten” Zijn de varkens te dik om zelf te eten. Of zit er teveel vet op de varkens om te eten.
  2. semantische: dubbelzinnigheid die voortkomt uit de dubbele betekenis van een woord of een zin. VB: The right side of the political spectrum” betekend right hier correct of rechts?
  3. Group: komt voort uit de onzekerheid of er naar een groep als geheel of naar individuen wordt verwezen. VB: Leidse studenten drinken meer dan Delftse studenten. Gezamelijk? meer studenten in leiden dan in delft… of juist individueel?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn vijf mogelijke bronnen van biases?

A
  1. heuristieken: mentale snelkoppelingen
  2. emoties
  3. individuele emoties
  4. mentale grenzen om informatie te verwerken
  5. sociale druk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een pareidolie?

A

Het vinden van patronen in de natuur die er niet zijn. Gezichten in dit geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het tegenovergestelde van het halo-effect?

A

hoorneffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de blief bias?

A

de neiging om een argument te evalueren op basis van de geloofwaardigheid van de conclusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de false consensus bias?

A

de neiging om aan te nemen dat onze attitudes, en die van degene die dicht bij ons staan, worden gedeeld door de bredere bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het bandwagon-effect? Wat is het tegenovergestelde effect?

A

is de onbewuste neiging om het denken af te stemmen op dat van andere mensen. snob-appeal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een geven van een definitie kan drie doelen hebben. Welke zijn dit?

A
  1. lexical definition: betekenissen die je vindt in een woordenboek. Laat zien wat een woord oorspronkelijk betekend.
  2. precising or stipulative definitions: Het specificeren van een definities. Bijvoorbeeld van dollar→US dollar.
  3. Persuasive or rhetorical definitions: Een eigen betekenis geven aan een woord vaak uit emotie. VB: rechtse politici zijn bloedzuigers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de drie kenmerken waarop mensen op geloofwaardigheid beoordeeld worden?

A
  1. Interest party (heeft die persoon er zelf baat bij?)
  2. physical characteristics.
  3. expertise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie type advertenties: logo ads, ethos ads en pathos ads?

A
  1. logo ads: product in een gunstig daglicht zetten door informatie te geven over positieve eigenschappen van het product.
  2. ethos ads: producten laten gebruiken door bijvoorbeeld beroemdheden of experts.
  3. pathos ads: bedoeld om emotie op te wekken bij een product.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Woorden hebben niet alleen een letterlijke betekenis, maar ook een emotive meaning of rhetorical meaning. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Sommige woorden drukken een andere emotie uit dan andere terwijl ze hetzelfde betekenen. VB: “elderly gentleman” betekend hetzelfde als “old codger”. Toch klinkt het eerste vriendelijker en het tweede meer negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een euphemism?

A

een neutrale of positieve expressie die gebruikt wordt voor een negatieve associatie. VB “collateral damage” ipv “civilian casualties”. Die eerste klinkt minder heftig/negatief.

17
Q

Wat is een dysphemism?

A

wordt gebruikt om een negatief effect te produceren op iemands attitude over iets. VB: “animal animal flesh” zeggen ipv eating meat

18
Q

Wat zijn Weaselers en downplayers

A
  • Weaselers zijn woorden die een uitspraak beschermen tegen kritiek. VB: misschien, tot wel, mogelijk.
  • downplayers: maken uitspraken minder belangrijk of significant. VB: door de “” tekens te gebruiken kun je iets minder zwaar of serieus maken. of door de woorden “gewoon” “slechts” “zogenaamd”
19
Q

Wat is een innuendo?

A

gebruikt de kracht van suggestie om iets slechts te zeggen over iets of iemand. VB: “

Jim: “Is Ralph telling the truth?”

Joe: Yes, this time

Met “this time” zegt Joe niks slechts over Ralph, maar insinueert hij wel dat hij niet altijd de waarheid verteld.

20
Q

Wat is een loaded question?

A

Net als een Innuendo, impliceert iets zonder het daadwerkelijk te zeggen. VB: “Waarom haat de president de arme mensen?”

21
Q

Wat is een Hyperbole?

A

een extravagante overstatement of overdrijving. VB: Een overdreven statement maken zoals: alle Republikeinen haten homo’s. Dit is simpelweg niet waar en uitvergroot.

22
Q

Wat is een rhetorical analogy?

A

een analogy die twee zaken aan elkaar linkt met als doel om een van de twee beter of slechter te laten lijken. VB: trump vergelijken met Mussolini.

23
Q

Wat is een proof surrogate?

A

Suggereren dat er bewijs of autoriteit is voor een claim zonder deze daadwerkelijk te vermelden. VB veel gebruikt voorbeeld is: “veel mensen zeggen dat….”

24
Q

Waarom is repetition ook een emotive device?

A

als je iets maar vaak genoeg hoort of mee geconfronteerd wordt, dan wordt het geloofwaardiger.

25
Q

Wat is demagogie? waarom is deze vorm van retoriek gevaarlijk? Welke vier varianten kennen we?

A

Extreme vorm van retoriek gericht op het doen geloven van valse ideeen, en belachelijke (onaangename) theorieen.

  1. otherizing: een tweedeling creeeren tussen wij goed en zij slecht
  2. demoniseren: een persoon of groep aan de kaak stellen
  3. het bevorderen van vreemdelingenhaat
  4. angst en haat zaaien