H 9 Adolescentie Flashcards

1
Q

Identiteit

A

Een tiener moet opzoek gaan naar zijn eigen identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gaat een tiener opzoek naar zijn eigen identiteit

A

via omwegen, experimenteren en mogelijks rebels gedrag tegen zijn ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pubertijd

A

Nare bijklank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pubertijd

A

Lichamelijke verandering in het eerste deel van de tienerperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Adolescentie

A

Volledige periode, inclusief de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer puberteit ongeveer

A

Tussen 10 en 13 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Adolsecentie begin en einde

A

Adolescentie begint vroeger en eindigt later dan vroeger of in andere maatschappijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom adolescentie begin vroeger en eindig later

A

Dit komt door de leefgewoonten in onze westerse samenleving, hoe beter de opvoeding hoe sneller je lichaam rijpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom eindigt adolescentie later

A

Omdat jongeren door de leerplicht langer naar school gaan, later beginnen met werken en later een gezin stichten dan hun voorgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Initiatieritueel

A

Jongeren worden in de geheimen van het volwassen leven ingewijd, bv studentendoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Jongerencultuur

A

Jongeren vormen een subcultuur met eigen muzikale voorkeuren, kleding en vrijetijdsbestedingen, die afwijken van de voorkeuren van volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de zes ontwikkelingstaken volgens havigurst

A

1) veranderende lichaam aanvaarden

2) aanpassen aan nieuwe intellectuele mogelijkheden

3) je eigen identiteit ontwikkelen

4) emotionele onafhankelijkheid van ouders verwerven

5) stabiele relaties met leeftijdsgenoten ontwikkelen

6) zich waarden eigen maken (internalisatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer begint pubertijd bij meisjes

A

Vanaf 10 jaar ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer begint de pubertijd bij de jongens ongeveer

A

11 of 12 ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geslachtshormonen

A

Hormonen zijn stoffen die in ons lichaam aangemaakt worden, ze hebben de rol van ‘boodschapper’ en ze beinvloeden ons lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypothalamus

A

regeld de aanwezigheid van hormonen in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Testosteron

A

Het belangrijkste mannelijke geslachtshormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar word testosteron geproduceerd

A

In onder andere de teelballen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Oestrogeen

A

Het belangrijkste vrouwelijke hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar word oestrogeen geproduceerd

A

In onder andere de eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Primaire geslachtskenmerken

A

Geslachtskenmerken die van bij de geboort aanwezig zijn, penis en balzak bij jongens en vagina en eierstokken bij meisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Secundaire geslachtskenmerken vrouw

A

Beharing
Groei borsten
Verbreding bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Secundaire geslachtskenmerken man

A

Beharing
Groei baard en snor
Spierontwikkeling
Verdieping van de stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Groeispurt j en m

A

Bij meisjes rond 12 jaar
Bij jongens rond 14 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Zelfbeeld

A

Hoe iemand naar zichzelf kijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Formeel operationeel denken3

A

Abstrakt denken
Hypothetische zaken
Sytematish oplossen van problemen

27
Q

Abstract denken

A

Begrijpen van begrippen die je je niet concreet kunt voorstellen

28
Q

Hypothetische zaken

A

Situaties die niet echt zijn zoals stel dat ik 1000000 euro had

29
Q

Systematisch oplossen van problemen

A

Abstract en hypothetische denken

30
Q

Tieners hebben moeite met?

A

Plannen en denken op lange termijn, amigdallen zijn dus nog niet helemaal ontwikkeld

31
Q

Discussies

A

Tieners gebruiken hun nieuwe vaardigheden in eindeloze discussies en ze leren argumenteren

32
Q

Egocentrisme en een onrealistisch zelfbeeld

A

Uniek
Narcisme
Spotlight effect
Imaginaire publiek

33
Q

Uniek

A

Niemand weet hoe ik mij voel

34
Q

Narcisme

A

Zichzelf geweldig vinden en denken dat ze in de schijnwerpers staan

35
Q

Spotlight effect

A

Volgens hen merkt iedereen hen

36
Q

Imaginaire publiek

A

Soms hebben adolescenten het gevoel dat anderen meer met hen bezig zijn dan dat werkelijk het geval is

37
Q

Kritische ingesteldheid

A

De adolescenten leren eigen bewuste keuzes maken

38
Q

Creativiteit

A

Adolescenten leren snel en worden minder dan volwassenen geremd door hun gezond verstand bij het bedenken van vernieuwde ideeën

39
Q

Striatum

A

beloningsgebied

40
Q

Preforntale cortex

A

Het rationele deel

41
Q

Amygdala

A

Regelt de emoties

42
Q

Melatonine

A

Slaaphormoon

43
Q

Pubertijd ontwikkelingsgebieden

A

Fysiek

44
Q

Pubertijd ontwikkelingsgebied voorbeeld

A

Baard in de keel
Schaamhaar

45
Q

Pubertijd duur periode

A

Kort

46
Q

Pubertijd leeftijd

A

Meisjes 8-13 jaar
Jongens half tot 1 jaar later

47
Q

Adolescentie ontwikkelingsgebied

A

Fysiek, cognitief en socio emotioneel

48
Q

Adolescentie ontwikkelingsgebied voorbeeld

A

Hersenontwikkeling

49
Q

Adolescentie duur periode

A

Hele periode

50
Q

Adolescentie leeftijd

A

Tot ongeveer 25 jaar

51
Q

Drie kenmerken adolescenten Stanley hall

A

Conflicten met ouders
Stemlingswisselingen
Risicovolgedrag

52
Q

Identiteit vs identiteitsverwarring

A

Jongeren weken zich los van hun ouders

53
Q

Erikson

A

Identiteit en identiteitsverwarring

54
Q

Exploratie

A

Tieners gaan opzoek naar persoonlijke intresses

55
Q

Moratorium

A

Experimenteren zonder dat het bijvende gevolgen heeft

56
Q

Binding

A

basis van ervaring exploratie een keuze

57
Q

Foreclosure

A

Ouders die hun kind in een bepaalde richting duwen zonder dat het kind voldoende kan experimenteren

58
Q

Holebi of transgender

A

Kunnen extra verward geraken als hun omgeving hier niet goed mee omgaat

59
Q

Tweede protestfase

A

Tieners willen van volwassenen horen dat ze goed bezig zijn en laten zien dat ze dingen alleen kunnen

60
Q

Terrein hypothese

A

vrienden en ouders invloed op adolescent, vriendschappen worden intiemer

61
Q

Conflicthypothese

A

dingen verzweigen van ouders

62
Q

Jane loevinger

A

Onderscheid in de adolescentie twee fases in de omgang met leeftijdsgenoten

63
Q

Conformistisch stadium

A

12-16 jaar
Jongere tienders hechten veel belang aan hoe anderen over hen denken

64
Q

Zelfbewust stadium

A

eigen identiteit vinden